Veneto: Este

Este, met het Castello Carrarese op de achtergrond.

Este. Deze naam heeft voor mij altijd een zekere mythische lading gehad. Het Huis Este (Casa d’Este) kan tot de bekendste Italiaanse dynastieën worden gerekend. Ercole I d’Este (1431-1505) was een van de meest vooraanstaande beschermheren van de kunst in het vijftiende-eeuwse Italië en zijn Renaissancehof was het beroemdste in het hele Italiaanse schiereiland. Zijn zoon en opvolger Alfonso d’Este (1476-1534) trouwde met de beruchte Lucrezia Borgia. Hun zoon kardinaal Ippolito II d’Este (1509-1572) liet de Villa d’Este in Tivoli bouwen en Beatrice d’Este (1475-1497), dochter van de eerdergenoemde Ercole, was de vrouw van Ludovico Sforza, Hertog van Milaan. En toch genieten de Estensi waarschijnlijk de meeste bekendheid als Markiezen en Hertogen van Ferrara. Al lang geleden raakten ze de heerschappij over Este kwijt, het stadje waaraan hun huis zijn naam ontleent. Niettemin drukte de familie gedurende zo’n 200 jaar haar stempel op Este, een periode die begon met de bouw van een kasteel door Alberto Azzo II d’Este (gestorven in 1097) en die eindigde toen de beruchte Ezzelino III da Romano (1194-1259), vicarius van keizer Frederik II van Hohenstaufen, het stadje tot tweemaal toe veroverde en de familie d’Este naar Ferrara verdreef.

Geschiedenis

Este is echter nog veel ouder. Al in de IJzertijd lag op deze plek een belangrijke stad van Veneti. Toen in de tweede eeuw BCE de Romeinen hun invloed in de Veneto begonnen uit te breiden (zie Aquileia: Overblijfselen van een Romeinse stad), raakten de Veneti geleidelijk geassimileerd en geromaniseerd. Este heette in die tijd Ateste, een naam die we terugvinden in de naam van het lokale archeologisch museum, het Museo Nazionale Atestino. Op enig moment werd bij Ateste een Romeinse kolonie gesticht, en na zijn overwinning bij Actium vestigde Gaius Julius Caesar Octavianus – de latere keizer Augustus – hier veteranen uit zijn legioenen. We weten helaas niet veel over het leven in Este in de Romeinse tijd. Wel is duidelijk dat het stadje niet erg belangrijk was, althans niet in het grotere plaatje van de geschiedenis.

Museo Nazionale Atestino.

In de vijfde en zesde eeuw CE werd Ateste als gevolg van de invallen van verschillende volkeren nagenoeg van de kaart geveegd en gereduceerd tot een plattelandsdorpje. Pas toen de eerdergenoemde Alberto Azzo II d’Este hier omstreeks 1056 een kasteel bouwde, kwam er weer wat leven in de nederzetting. Helaas raakten de Estensi later verwikkeld in een langdurig conflict met de familie Ezzelino. Azzo VI d’Este (1170-1212), een Welf en derhalve een aanhanger van de Paus, vocht tegen Ezzelino II da Romano (gestorven in 1235) en diens zoon Ezzelino III, die als Ghibellijnen juist aan de kant van de keizer van het Heilige Roomse Rijk stonden. Ezzelino III vocht later verder tegen de zoon van Azzo VI, Azzo VII d’Este (‘Azzo Novello’). Tweemaal veroverde hij Este, in 1238 en 1249, met als gevolg dat Azzo zijn regeringszetel naar Ferrara verplaatste.

Na de dood van Ezzelino in 1259 werd Este – net als de nabijgelegen plaatsjes Monselice en Arquà – een pion in het machtsspel tussen de familie Della Scala uit Verona en de familie Da Carrara uit Padova. Zelfs de Visconti’s uit Milaan waren bij de machtsstrijd betrokken. Het kasteel van Este werd meerdere malen verwoest en ten slotte in 1339 herbouwd door Ubertino da Carrara, heer van Padova. Van dit kasteel, het Castello Carrarese, zien we tegenwoordig nog de ruïnes. Eind 1405 werd Padova zelf geannexeerd door Venetië. Este voegde zich daarop vrijwillig bij de Venetiaanse Republiek. Haar burgers zouden daar geen spijt van krijgen, want onder Venetiaans bestuur kwam Este weer tot bloei. De vele vette jaren werden slechts onderbroken door een vreselijke pestepidemie in 1630. Diezelfde epidemie had ook in Venetië toegeslagen en ertoe geleid dat de Serenissima de beroemde basiliek van Santa Maria della Salute liet bouwen. Este heeft overigens ook een Salute-kerk, de Chiesa della Beata Vergine della Salute. Deze staat in het westelijke deel van het stadje.

Park van het Castello Carrarese.

Bezienswaardigheden

Muren van het Castello Carrarese.

Een groot deel van de muren van het Castello Carrarese staat er nog. Samen hebben ze een omtrek van ongeveer een kilometer. De muren bestrijken de zuidelijke helling van de Colli Euganei en zijn indrukwekkend om te zien. Van de oorspronkelijk veertien torens zijn er twaalf bewaard gebleven. In 1887 kocht de gemeente Este het Castello aan en maakte er een mooi park van (de Giardini Pubblici), dat in 1915 werd opengesteld voor het publiek. In de zomer is het park geopend van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Het oostelijke gedeelte van het park wordt gebruikt voor theatervoorstellingen in de openlucht. Toen we Este in juli 2017 bezochten, probeerden we de donjon (Mastio) in het hoogste gedeelte van het Castello van dichtbij te bekijken, maar helaas bleek die gesloten. Er was een briefje opgehangen met de mededeling dat de donjon op de eerste twee zondagen van de maand open is voor het publiek, maar ik durf niet te zeggen of dat een permanente regeling is.

Toen het Castello in de Venetiaanse tijd zijn functie als verdedigingswerk had verloren, kwam het in handen van de vermaarde familie Mocenigo uit Venetië. De Mocenigo’s bouwden rond 1570 op het kasteelterrein een palazzo, de Villa Mocenigo. De oostvleugel van de villa werd in de achttiende eeuw door brand verwoest, maar de westvleugel is bewaard gebleven en biedt thans onderdak aan het Museo Nazionale Atestino, een archeologisch museum dat iedere dag van de week open is (zie de afbeelding hierboven). De meeste voorwerpen die in het museum tentoongesteld worden, dateren uit de Oudheid, meer specifiek de tijd van de Veneti en de Romeinen.

Duomo van Este.

Een van de meest excentrieke gebouwen van Este is haar belangrijkste kerk, de Duomo, gewijd aan Sint Thekla. Volgens de apocriefe Handelingen van Paulus en Thekla was ze een volgeling van Paulus uit de stad Iconium (tegenwoordig Konya) in het huidige Turkije. De proconsul van het gebied veroordeelde haar tot de brandstapel, maar de vlammen raakten haar lichaam niet aan en een door God gezonden regen- en hagelbui doofde de vlammen (en doodde een aantal van de ongelovige toeschouwers). Vervolgens reisden Paulus en Thekla naar Antiocheia, waar Thekla opnieuw werd veroordeeld en voor de wilde beesten werd gegooid. Wederom werd ze door een goddelijke interventie gered. Uiteindelijk trok Thekla zich terug in een grot. Daar woonde ze 72 jaar lang, totdat ze op de gezegende leeftijd van 90 kwam te overlijden. Er is discussie mogelijk over de vraag of ze wel echt bestaan heeft, maar zeker is dat ze al snel een populaire heilige werd. Haar graftombe in het klooster van Mar Taqla in Ma’loula, Syrië, werd een belangrijke bestemming voor pelgrims. De Handelingen van Paulus en Thekla werden vermoedelijk in de tweede eeuw CE geschreven. Ze zijn om vele redenen interessant, in het bijzonder omdat ze een beschrijving bevatten van Paulus die later gemeenplaats zou worden: “qua postuur een kleine man met een kaal hoofd en kromme benen, in een goede conditie, met de wenkbrauwen aan elkaar en met een wat lange neus”.[1]

Er staat al sinds de vierde of vijfde eeuw een kerk gewijd aan Sint Thekla op deze plaats. Kennelijk overleefde die de furie van de Ostrogoten, de Hunnen en de Longobarden. De kerk werd in de eeuwen daarna verschillende malen gerestaureerd. In 1688 raakte het gebouw zo zwaar beschadigd door een aardbeving dat nieuwbouw onvermijdelijk was. De taak om een nieuwe kerk neer te zetten werd toevertrouwd aan Antonio Gaspari, die in 1690 met het werk begon. In 1720 was de nieuwe Duomo gereed, in 1740 gevolgd door de klokkentoren, die overigens een basis uit de achtste eeuw hergebruikt. De gevel van het gebouw werd nooit voltooid en die stelt dan ook niet veel voor. We zien alleen maar bakstenen en twee witte plekken waar decoraties of wellicht een klok hadden kunnen worden bevestigd.

Het lichte en heldere interieur van de Duomo.

De Santa Thecla valt vooral op door haar ongebruikelijke elliptische vorm. Het helder witte interieur van de kerk is erg mooi. De meeste reisgidsen bevatten enige informatie over het kroonjuweel van de kerk: een schilderij in de centrale apsis van de hand van de Barokschilder Giambattista Tiepolo (1696-1770). Het stelt Sint Thekla voor die in het jaar 1630 het stadje Este van de pest verlost. Helaas bleek het schilderij er niet meer te hangen toen we in juli 2017 Este bezochten. Sterker nog, het was enkele jaren eerder al weggehaald om te worden gerestaureerd. Kennelijk is geld nog steeds een probleem, want bezoekers werd gevraagd om gul te doneren om de restauratie te kunnen bekostigen, overigens niet alleen die van het schilderij, maar ook die van de Duomo zelf. Die is namelijk eveneens aan een onderhoudsbeurt toe. We hebben een genereuze donatie achtergelaten en hopen nog eens terug te keren om het resultaat te kunnen zien.

Een andere kerk die de moeite waard is, is de Santa Maria delle Grazie, een kerk die direct in het oog springt vanwege haar enorme koepel, die men al van verre ziet. De eerste kerk op deze plek werd gesponsord door twee condottieri uit het Huis Este, Taddeo d’Este (ca. 1390-1448) en zijn zoon Bertoldo (gestorven in 1463), die beiden in hun testament flinke geldsommen nalieten om de bouw van de kerk mogelijk te maken. Die bouw begon in 1468 onder verantwoordelijkheid van de Dominicanen. De nieuwe kerk van Sancta Maria de Gratia werd in 1472 voltooid en in 1479 gewijd. In 1717 stelden de Dominicanen vast dat er een grotere kerk nodig was, en deze kwam in 1745 gereed. De grotere kerk is de Santa Maria delle Grazie die we vandaag de dag zien. De enorme koepel (cupola) werd in 1889 toegevoegd. Het interieur van de kerk is modern, maar we kunnen er wel één voorwerp bewonderen dat een stuk ouder is, namelijk een vijftiende-eeuws icoon van Santa Maria delle Grazie uit de Kretenzische School. Dit hangt al vanaf het begin in de kerk.

Santa Maria delle Grazie.

Straat en Torre Civica.

Het kleine historische centrum van Este is prachtig, met leuke piazza’s en pittoreske straatjes. Een laatste bezienswaardigheid die hier genoemd moet worden is de klokkentoren – Torre Civica – van de Porta Vecchia, een van de voormalige stadspoorten van Este. In zijn huidige vorm dateert de toren van het einde van de zeventiende eeuw. Hij bestaat in wezen uit drie delen: de poort, een grote bronzen klok uit 1637 en een klokkenkamer.

Net om de hoek zit een van de beste restaurants van Este, te weten Ristorante Le Strie. Sterker nog, Le Strie zou wel eens een van de beste restaurants in de hele streek van de Colli Euganei kunnen zijn. Wij genoten er van de originele, moderne gerechten, maar bovenal van het traditionele dessert. Probeert u vooral eens de ‘Losanga ‘stregata’ di crema fritta’, een ruitvormig stuk gebak met heerlijke custard, gebaseerd op een recept dat in de jaren 1940 populair was in Este. Het werd met een glimlach bij ons op tafel gezet en zorgde voor een perfect einde van onze dag.

‘Losanga ‘stregata’ di crema fritta’

Noot

[1] Vertaling: Vincent Hunink (uit: Vrouwen naast Paulus. Twee romans uit het vroege christendom).

6 Comments:

  1. Pingback:Veneto: Asolo – – Corvinus –

  2. Pingback:Veneto: Este – – Corvinus –

  3. Pingback:Ferrara: Castello Estense – – Corvinus –

  4. Pingback:Veneto: Arquà Petrarca – – Corvinus –

  5. Pingback:Modena: Galleria Estense – – Corvinus –

  6. Pingback:Trieste: sporen uit de Oudheid – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.