Umbrië: Carsulae

Overblijfselen van de Via Flaminia bij Carsulae.

Het kostte ons wat tijd en moeite om de ruïnes van Carsulae te vinden, een van de interessantste archeologische vindplaatsen in heel Umbrië. Op deze plek wordt geschiedenis echt tastbaar en kunnen mensen uit de eenentwintigste eeuw in de voetsporen treden van Romeinse reizigers, soldaten en kooplieden. Carsulae was ooit een kleine, maar bloeiende nederzetting aan de Via Flaminia. Het stadje had baden, winkels, een bruisend forum, tempels, een basilica, een theater en een groot amfitheater dat ook toeschouwers uit de wijdere omgeving moet hebben getrokken. Tegenwoordig is het stadje voornamelijk een verzameling puin en oude stenen, maar dat maakt het niet minder interessant: toevallig houd ik ervan om puin en oude stenen te verkennen.

Geschiedenis

We weten niet precies wanneer Carsulae is gesticht, maar de geschiedenis van het stadje is nauw verbonden met die van de Via Flaminia. De aanleg van deze weg, die Rome verbond met de belangrijke kolonie Ariminum aan de Adriatische Zee, begon in 220 BCE onder leiding van de censor Gaius Flaminius. Bij de Latijnse kolonie Narnia (het huidige Narni) splitste de weg zich in twee takken. De oostelijke tak liep naar Spoletium (het huidige Spoleto) en voegde zich bij Forum Flaminii (het huidige Foligno) weer bij de hoofdweg, die van daaruit verder naar het noorden liep. Carsulae lag aan de westelijke tak van de weg, de tak die Narnia verbond met eerst Mevania (het moderne Bevagna) en vervolgens Forum Flaminii. We mogen redelijkerwijs concluderen dat haar ideale ligging aan de Via Flaminia de reden was dat Carsulae werd gesticht. Waarschijnlijk gebeurde dit in de late derde eeuw BCE. Het stadje ontwikkelde zich vervolgens tot een mansio, een halteplaats aan de weg waar mensen konden eten, drinken, slapen en plezier maken.

Stenen leeuw van een grafmonument (1e eeuw BCE).

In de eerste eeuw BCE werd aan Carsulae de status van een municipium toegekend. Haar inwoners kregen het Romeins burgerrecht en werden opgenomen in de tribus Clustumina. Veel Italiaanse steden – bijvoorbeeld Aquileia, Asisium, Praeneste en Spoletium – werden al in 90 of 89 BCE tot municipia verheven, maar in het geval van Carsulae lijkt deze status pas te zijn toegekend tijdens de regering van keizer Augustus (27 BCE-14 CE). Deze keizer lanceerde een programma om overal in Italië de wegen te herstellen en hield persoonlijk toezicht op de restauratie van de Via Flaminia. Hiermee begon voor Carsulae een Gouden Tijdperk. Rijke Romeinen lieten in de omgeving hun villa’s verrijzen. Een van hen was Pompeia Celerina, schoonmoeder van de schrijver Plinius de Jongere (ca. 61-113).[1] Het stadje zelf groeide en er werden vele prachtige gebouwen en monumenten neergezet. De overblijfselen van deze gebouwen uit de Keizertijd kunnen we ook vandaag de dag nog bewonderen.

Als gevolg van een reeks factoren raakte Carsulae in de vierde eeuw CE in verval. De belangrijkste reden was waarschijnlijk dat de westelijke tak van de Via Flaminia in onbruik raakte en er alleen nog over de oostelijke tak werd gereisd. De Via Flaminia was altijd de levensader van het stadje geweest en die ader werd nu doorgesneden. Het lijkt erop dat Carsulae nooit verdedigingswerken heeft gehad. Dat betekent dat het stadje niet goed verdedigd kon worden, wat problematisch was in een tijd dat Italië werd bedreigd met invallen van ‘barbaren’. Ook een aardbeving kan eraan hebben bijgedragen dat Carsulae op een onbekend moment in de late vierde of vroege vijfde eeuw werd verlaten. De bevolking trok weg naar hogere, beter verdedigbare plaatsen. In dit verband is het nogal merkwaardig dat in de late elfde eeuw een kleine kerk op de plek van het oude Carsulae werd gebouwd, te weten de kerk van San Damiano, die hieronder nog ter sprake komt.

Mozaïekvloer.

In 1600 begon Federico Cesi (1585-1630) uit het nabijgelegen Acquasparta met de eerste opgravingen op het terrein. Hij was een gecultiveerd man en stichter van de wetenschappelijke Accademia dei Lincei (zie Rome: Galleria Corsini), maar het lijkt erop dat zijn voornaamste doel toch was om schatten te vinden waarmee hij zijn eigen palazzo’s kon verfraaien. In 1783 werden er in opdracht van Paus Pius VI (1775-1799) nog meer opgravingen verricht. De eerste opgravingen volgens moderne normen vonden echter pas in de periode 1951-1972 plaats. Tegenwoordig vinden we op het terrein een prachtig archeologisch park waar bezoekers de kans krijgen enkele honderden meters langs de originele Via Flaminia te lopen. We zien zo duidelijk hoe deze weg diende als de cardo maximus van het stadje, de weg die van het noorden naar het zuiden liep en bij het forum van de stad de decumanus kruiste.

Carsulae verkennen

In het kleine museum van het park worden enkele interessante voorwerpen tentoongesteld. We zien onder meer een stenen leeuw die ooit een graftombe verfraaide (zie de afbeelding hierboven), een gedeelte van een mozaïekvloer met een swastika (in feite een gammadion-kruis; zie de afbeelding hierboven) en het hoofd van een beeld waarvan onderzoekers aannemen dat het keizer Claudius (41-54) voorstelde. De echte schatten van Carsulae vinden we echter buiten, in het groene gebied onder de schaduw van de Martanibergen.

Kerk van San Damiano.

Interieur van de kerk.

Omdat tijdens ons bezoek de baden van Carsulae gesloten waren voor het publiek, besloten we eerst een kijkje te nemen in de merkwaardige kerk van San Damiano. Hierboven werd reeds gememoreerd dat het kerkje werd gebouwd in de elfde eeuw, op een moment dat er niemand meer in het stadje woonde. In feite gaat het bij de kerk om een omgebouwd Romeins gebouw uit de eerste of tweede eeuw. Een van mijn reisgidsen beweert dat dit gebouw een tempel was, maar eigenlijk weten we gewoon niet wat voor functie het had. Aan dit gebouw uit de Oudheid werd een portiek toegevoegd. De zuilen en architraven die daarvoor gebruikt werden, werden zeer waarschijnlijk geroofd uit andere Romeinse gebouwen. Het resultaat is een kerk die compleet schots en scheef staat. Werkelijk geen enkel onderdeel ervan lijkt recht te staan. Kijk alleen al naar het middenschip: de apsis lijkt zich nog wel in het midden te bevinden, maar aan de linkerkant is met zuilen en bogen een soort geïmproviseerde zijbeuk gemaakt. In de apsis vinden we nog wat sporen van fresco’s. Het is niet duidelijk welke heiligen hier zijn afgebeeld, maar een van hen moet Sint Damianus zijn (zie Rome: Santi Cosma e Damiano), de heilige aan wie de kerk is gewijd.

Tegenover de kerk staan de restanten van tabernae of winkels. Die zullen zeker geprofiteerd hebben van hun plek direct aan de Via Flaminia. Hier moet het commerciële centrum van Carsulae zijn geweest; het politieke en juridische centrum lag iets verder naar het noorden. Daar stond een – nu gereconstrueerde – boog (oorspronkelijk waren het er twee) die toegang gaf tot het forum aan de westkant van de weg. Tegenwoordig is dit forum hoofdzakelijk een hoop puin, maar we zien er nog steeds de podia van twee kleine tempels die zij aan zij stonden en daarom de Tempietti Gemelli (‘tweelingtempels’) worden genoemd. Iets noordelijker stond een gebouw dat is geïdentificeerd als de Curia, het Senaatsgebouw van Carsulae. Als municipium had het stadje een eigen Senaat en eigen magistraten (eerst duoviri, later quattuorviri).

Overblijfselen van de tabernae, met rechts de boog die toegang gaf tot het forum.

Aan de oostkant van de weg stond, tegenover het forum, een basilica waar rechtszaken werden gehouden. Het ging om een tamelijk groot gebouw, bijna 25 meter breed en 40 meter lang. Rijen zuilen verdeelden de basilica in een middenschip en twee zijbeuken. In de apsis achterin nam de magistraat tijdens een rechtszaak zijn zetel in. Helaas zijn vandaag de dag alleen de contouren van het gebouw nog zichtbaar.

Amfitheater en theater, gezien vanuit de ruïne van de basilica. Op de achtergrond de Martanibergen.

Ruïne van het amfitheater.

Vanaf het forum leidde de decumanus naar het gebied waar het amfitheater en het theater van Carsulae stonden. Beide gebouwen dateren waarschijnlijk van de keizertijd. Eerst werd het theater gebouwd, daarna het amfitheater. Het amfitheater heeft een diameter van meer dan 80 meter. De vloer van de arena meet zo’n 55 bij 35 meter. Deze afmetingen zijn nogal groot voor een nederzetting van bescheiden omvang. De toeschouwers waren vermoedelijk een mix van inwoners van Carsulae, reizigers en mensen uit de wijdere omgeving. Tegenwoordig kunnen bezoekers dwars door de ruïne van het amfitheater lopen, waarvan de vloer nu compleet overwoekerd is door wilde bloemen. Ook van het theater is niet veel meer over, maar bezoekers krijgen wel een redelijk idee hoe het er in de Oudheid moet hebben uitgezien.

Als we het theater verlaten en teruggaan naar het forum, kunnen we de Via Flaminia volgen tot aan de Boog van San Damiano. Dit was de sierpoort aan de noordelijke stadsgrens waardoor reizigers Carsulae binnengingen en verlieten. Oorspronkelijk had de poort drie bogen, maar de twee aan weerszijden van de hoofdboog zijn ingestort en dus verdwenen. Het moet benadrukt worden dat de poort nooit onderdeel is geweest van de stadsmuren van Carsulae. Het stadje heeft namelijk nooit muren gehad. Daaruit mogen we afleiden dat het ook nooit de bedoeling is geweest dat het in geval van een aanval verdedigd zou worden.

Boog van San Damiano.

Graftombe buiten Carsulae.

Buiten de Boog van San Damiano maakt nog een klein stukje van de Via Flaminia deel uit van het archeologisch park. Hier vinden we de restanten van twee interessante graftombes uit de eerste eeuw BCE of CE. De ene graftombe is rond en lijkt wel wat op een kleinere versie van het Castel Sant’Angelo in Rome. De andere is cilindrisch en heeft een kegelvormig dak. Even voorbij deze tweede graftombe buigt de Via Flaminia plotseling scherp naar links af, om vervolgens verder te lopen naar Acquasparta.

Bronnen voor deze bijdrage waren mijn reisgidsen van Dorling Kindersley en de ANWB, verschillende informatieborden in en brochures van Carsulae zelf en de website Key to Umbria.

Noot

[1] In een brief aan Pompeia schrijft hij: “Wat een schatten heeft u op uw landgoederen te Ocriculum, Narnia, Carsulae en Perusia!”

2 Comments:

  1. Pingback:De Tweede Illyrische Oorlog en het Lot van Saguntum: De Jaren 220-219 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 217 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.