Ik was gewaarschuwd dat een bezoek aan de kerk van Santa Maria in Aquiro lastig kon zijn. Volgens mijn bron waren bezoekers die de kunstwerken in het gebouw wilden bekijken niet echt welkom. Wie dan ook nog foto’s wilde maken, had echt een probleem. Gelukkig was mijn ervaring uiteindelijk heel anders. Het grootste probleem tijdens mijn bezoek was het gebrek aan licht in de kerk, maar de toezichthouder had heel behulpzaam de verlichting aangezet in de twee belangrijkste kapellen waar de mooiste schilderijen te bewonderen zijn. Bovendien zette hij nog tijdens mijn bezoek wat extra lampen in het koor aan, zodat ik ook prima het veertiende-eeuwse altaarstuk van de Santa Maria in Aquiro kon bekijken. Fotograferen was gewoon toegestaan. Tijdens een misviering is dat ongetwijfeld anders, maar dat geldt in elke Romeinse kerk.
Geschiedenis
Mogelijk is de kerk al in de zevende eeuw gesticht, en wel als een diaconia. Dat was een kerkinstelling die zich bezighield met armenzorg en de verdeling van voedsel en andere goederen onder de behoeftigen. In feite ging het bij een diaconia om een vorm van sociale zekerheid in de Middeleeuwen (zie Rome: Santa Maria in Via Lata voor een ander voorbeeld uit dezelfde tijd). In de achtste eeuw was de diaconia al omgevormd tot een kerk, die werd gerestaureerd door Paus Gregorius III (731-741). In de Liber Pontificalis wordt gesproken van een ‘basilica (…) a Cyro’ en daar komt de naam Santa Maria in Aquiro vandaan. Cyrus was mogelijk de stichter van de diaconia, al is er verder niets over hem bekend en is dit dus niet meer dan een aanname. Het is niettemin goed mogelijk dat de diaconia door een Griek werd gesticht. Volgens de overlevering werd de eerste diaken in 678 aangesteld, en in het laatste kwart van de zevende eeuw waren de meeste pausen Grieken. Rome viel in die tijd nog onder het Griekstalige Oost-Romeinse Rijk. Paus in 678 was de Siciliaanse Griek Agatho, die bij zijn dood in 681 meer dan 100 jaar oud zou zijn geweest.
Vanaf 1541 werd de kerk beheerd door een broederschap die zich bezighield met de zorg voor weeskinderen. In 1588 besloot de broederschap dat de kerk herbouwd moest worden. Voor dit project werd de architect Francesco Capriani da Volterra (1535-1594) ingehuurd, die vanaf 1591 tot aan zijn dood in 1594 aan de kerk werkte. In 1602 werd het werk voortgezet onder leiding van Carlo Maderno (1556-1629). Maderno werd geassisteerd door de weinig bekende Filippo Breccioli (ca. 1574-1627), aan wie het ontwerp van de gevel wordt toegeschreven. Om onbekende redenen kwam het werk in 1605 opnieuw stil te liggen. Alleen het onderste gedeelte van de gevel was toen voltooid. Pas in 1774 werd deze voltooid door Pietro Camporese de Oudere (1726-1781), die niet moet worden verward met zijn kleinzoon Pietro Camporese de Jongere (1792-1873; zie Rome: Santi Vito e Modesto). In 1826 namen de Chierici regolari di Somasca (zie Rome: Santi Bonifacio e Alessio) het beheer van de kerk en de zorg voor de weeskinderen over van de genoemde broederschap. Zij beheren het complex nog steeds. In 1845 werd het kerkinterieur verwoest door een grote brand, die leidde tot restauraties in 1856, 1864 en 1866-1868.
Bezienswaardigheden
Het exterieur van de kerk is niet heel bijzonder. De gevel is een mengeling van baksteen en elementen van travertijn. In het driehoekige fronton bovenin houden twee putti het wapenschild van een kardinaal vast. Het wapen bestaat uit een tweekoppige adelaar en een leeuw. Ik heb helaas niet kunnen vaststellen van welke kardinaal dit wapen is. Als gezegd werd de gevel van de kerk in 1774 voltooid. Een mogelijke kandidaat voor het wapen is dan Andrea Negroni (1710-1789), die tussen 1763 en 1765 kardinaal-diaken van de Santa Maria in Aquiro was. Tussen 1765 en 1775 was de post vacant. De kerk heeft twee identieke klokkentorens, die het gebouw ontegenzeggelijk een zekere charme verlenen.
Binnen in de kerk is het als gezegd tamelijk donker. Het interieur is grotendeels negentiende-eeuws en de grote fresco’s van heiligen op de pilaren zijn van de hand van Cesare Mariani (1826-1901) en zijn medewerkers. Als we door het middenschip richting het koor lopen, komen we bij het hoogaltaar dat in 1681 werd gemaakt door Mattia de Rossi (1637-1695). Onderdeel van het altaarscherm is een stukje fresco dat wordt toegeschreven aan een meester die behoorde tot de school van Pietro Cavallini (ca. 1259-1330). Over Cavallini is weinig bekend, maar hij behoorde tot de belangrijkste kunstenaars van het Rome van de dertiende en veertiende eeuw. Beroemd zijn bijvoorbeeld zijn schitterende mozaïeken in de kerk van Santa Maria in Trastevere en zijn al even indrukwekkende fresco’s in de kerk van Santa Cecilia in Trastevere. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor mozaïeken en fresco’s in de basiliek van Paulus buiten de Muren (grotendeels verloren gegaan), de kerk waar hij ook begraven werd.
Het stukje fresco in de Santa Maria in Aquiro wordt niet aan Cavallini zelf toegeschreven, maar aan iemand uit zijn school. Niettemin is het zeker een werk van hoge kwaliteit. We zien een Madonna met het Kind, twee engelen en de heilige Stefanus. De achtergrond heeft merkwaardige zwarte plantmotieven. Ooit is het fresco natuurlijk veel groter geweest. Dat blijkt alleen al uit de losse hand met een voorwerp erin links van de elleboog van de Maagd. Stefanus is duidelijk herkenbaar aan de stenen op zijn hoofd. Volgens de Handelingen van de Apostelen werd hij buiten Jeruzalem gestenigd wegens godslastering. Daarmee werd hij de eerste martelaar van het jonge christendom. Op het fresco kust hij de voeten van het Christuskind, een mooi detail. Het fresco komt oorspronkelijk uit de kerk van San Stefano in Trullo, waarmee de aanwezigheid van Stefanus verklaard is. Deze kerk stond enkele tientallen meters achter de Santa Maria in Aquiro, maar werd afgebroken tijdens het pontificaat van Paus Alexander VII (1655-1667).
De interessantste schilderijen van de kerk bevinden zich in de tweede kapel aan de linkerzijde, de Cappella della Passione di Cristo. In 1633 kwam de kapel in handen van een zekere Marco Antonio Pizzichetti, die haar liet wijden aan de Pietà. De fresco’s op het plafond en in de lunetten werden gemaakt door Giovanni Battista Speranza (1600-1640). Het gaat bij deze kapel echter om de drie olieverfschilderijen. Die stellen de Kruisafneming (1635; midden), de Geseling van Christus (ca. 1635; rechts) en de Kroning met de Doornenkroon (ca. 1635; links) voor. Duidelijk is dat de maker of makers van deze drie schilderijen in de stijl van Caravaggio werkten, met veel gebruik van chiaroscuro. Over hun identiteit bestaat echter veel discussie.
Het altaarstuk van de Kruisafneming werd gemaakt door een zekere Maestro Jacopo. Die naam wordt kennelijk genoemd in een document, maar we weten niet wie hij was. Ik kan maar één Caravaggist bedenken die Jacopo heette, en dat was de Vlaamse schilder Jacob van Oost (1603-1671). Toch is het nogal onwaarschijnlijk dat hij de Kruisafneming maakte. Van Oost bracht weliswaar enkele jaren in Rome door, maar dat was in de jaren 1620, terwijl het doek vrijwel zeker na 1633 is geschilderd. De schilder was toen alweer in zijn thuisstad Brugge. De Kroning met de Doornenkroon werd voorheen toegeschreven aan Gerard van Honthorst (1592-1656). Het informatiebordje in de kerk noemt nog steeds zijn naam en noemt hem bovendien ten onrechte een Vlaamse schilder (hij was een Nederlander uit Utrecht). Met de hand is echter op het bordje de naam ‘Bigot’ toegevoegd, en dat slaat op de Franse schilder Trophime Bigot (1579-1650). Zijn bijnaam was de Maître à la Chandelle, de meester van het kaarslicht. Ook de Geseling wordt tegenwoordig wel aan hem toegeschreven, al meldt het informatiebordje dat de maker van dit werk nog steeds onbekend is. Het is echter niet zo’n gekke gedachte dat alle drie de werken van de hand van Bigot zijn. De grote Caravaggio zelf schilderde immers ook drie werken voor een kapel in de kerk van San Luigi dei Francesi.
De derde kapel aan de rechterzijde is eveneens bijzonder interessant. De fresco’s in de kapel, die is gewijd aan de Annunciatie, zijn van de hand van de Venetiaan Carlo Saraceni (ca. 1579-1620). Hij schilderde ze tussen 1611 en 1617. Het altaarstuk waarop de Annunciatie te zien is, is echter niet van hem. Het schilderij wordt toegeschreven aan Francesco Nappi (ca. 1565-1630). Als de toeschrijving correct is, moet het een van zijn laatste werken zijn.
Bronnen
- Informatiebordjes in de kerk;
- Santa Maria in Aquiro op Churches of Rome Wiki.