Op diverse plekken in Orvieto kunt u nog zien dat het goed verdedigbare Orvieto ooit een toevluchtsoord is geweest voor pausen die om wat voor reden dan ook even niet welkom waren in Rome. Paus Urbanus IV (1261-1264) verbleef langere tijd in de stad en de door hem gewijde kardinaal Guillaume de Bray is begraven in de kerk van San Domenico, waar u zijn schitterende graftombe nog altijd kunt bewonderen. Op een plaquette bij de kerk van Sant’Andrea kunt u lezen dat Paus Martinus IV (1281-1284) in 1281 in die kerk gekroond is. En als Paus Clemens VII (1523-1534) niet als gevolg van de beruchte Sacco di Roma van 1527 naar Orvieto had hoeven vluchten, had de stad wellicht nooit haar beroemde waterput, de Pozzo di San Patrizio, gekregen. Nergens wordt de voormalige aanwezigheid van de pausen echter duidelijker dan in de Palazzi Papali, de vertrekken die de pausen Urbanus IV, Martinus IV en Nicolaas IV (1288-1292) naast de Duomo lieten bouwen. Deze gebouwen – paleizen is een veel te groot woord voor de bescheiden optrekjes – zijn tegenwoordig aan elkaar verbonden en we vinden er zowel het Museo dell’Opera del Duomo (MODO) als het Museo Archeologico.
Museo dell’Opera del Duomo
In het Museo dell’Opera del Duomo kunnen we kunstwerken bewonderen die afkomstig zijn uit de Duomo en uit andere kerken in en rondom Orvieto. Tot die laatste werken behoort bijvoorbeeld een door een anonieme kunstenaar geschilderde Annunciatie die dateert van het begin van de vijftiende eeuw. Het tweedelige fresco sierde oorspronkelijk de buiten Orvieto gelegen en inmiddels verlaten kerk van Santo Spirito de’ Monaci Armeni, ook bekend als de Santo Spirito al Tamburino. Hoewel de identiteit van de schilder dus onbekend is, is het duidelijk dat hij is beïnvloed door lokale schilders als Ugolino di Prete Ilario en Piero di Puccio. In dezelfde zaal hangt een eveneens vijftiende-eeuws fresco van Sint Julianus, de ridder die per ongeluk zijn ouders vermoordde die in zijn bed lagen te slapen. Julianus dacht namelijk dat het zijn vrouw was die overspel pleegde… De hier besproken zaal is enigszins verwarrend, want een niet goed geïnformeerde bezoeker zou kunnen denken dat dit het hele museum is. De zaal is namelijk niet verbonden met de andere zalen. Om de rest van het museum te bezoeken moet men de ruimte weer verlaten en via een trap naar de andere delen lopen.
Meteen aan het begin van de rest van het museum treffen we een van de hoogtepunten aan: een Maestà oftewel een Madonna met het Kind in een bronzen tent die wordt omringd door zes eveneens bronzen engelen. De Madonna en het Kind zijn van marmer en zijn zeer waarschijnlijk ouder dan de bronzen elementen. Die laatste worden toegeschreven aan Lorenzo Maitani (gestorven 1330), de belangrijkste architect van de Duomo van Orvieto. De Maestà stond tot 1982 boven de hoofdingang van de kathedraal en werd toen naar het museum verplaatst. Het is een prachtig kunstwerk dat mij sterk deed denken aan de Madonna del Padiglione van Sandro Botticelli, die u in Milaan kunt bewonderen.
Erg leuk is dat tegenwoordig ook de Libreria Albèri bezocht kan worden. Deze bibliotheek werd in 1499 tussen de Duomo en de pauselijke vertrekken gebouwd in opdracht van de aartsdiaken Antonio Albèri (ca. 1423-1505). Sinds 2012 is de bibliotheek weer voor het publiek toegankelijk. De vergelijking met de Libreria Piccolomini in Siena is gauw gemaakt, en die vergelijking is terecht. Aartsdiaken Albèri was namelijk de mentor van Francesco Todeschini Piccolomini (1439-1503), aartsbisschop van Siena en aan het einde van zijn leven nog 26 dagen lang Paus Pius III.
De wanden van de Libreria Albèri, waar men tegenwoordig overigens geen boeken meer vindt, zijn prachtig versierd met fresco’s. Deze worden toegeschreven aan medewerkers van Luca Signorelli (ca. 1450-1523), de schilder uit Cortona die tussen 1499 en 1504 de Cappella di San Brizio in de naastgelegen Duomo decoreerde. In de lunetten zien we vertegenwoordigers van verschillende disciplines. Zo vertegenwoordigen Homerus en Vergilius de poëzie, Claudius Ptolemaeus en Abu Ma’shar (Albumasar) de astrologie en Galenus en Hippocrates de geneeskunde. De fresco’s zijn mooi, maar wel wat kleurloos. Luca Signorelli schilderde zelf een paneel met daarop Maria Magdalena. Het werk werd in 1504 voltooid en heeft in tegenstelling tot de fresco’s in de Libreria Albèri volop kleur. Vooral de gedetailleerde versieringen op het gouden gewaad dat Maria Magdalena draagt zijn erg indrukwekkend. Het paneel stond oorspronkelijk in een kapelletje binnen de Cappella di San Brizio, de Cappellina della Maddalena. Nu staat het in Zaal IV van het museum.
In dezelfde zaal vinden we verschillende religieuze werken van middeleeuwse schilders, waaronder twee schilderingen van Simone Martini (ca. 1284-1344) uit Siena. Omdat ik diens veelluik met daarop een Madonna met Kind en heiligen, afkomstig uit de kerk van San Domenico, al eerder heb besproken, richt ik me nu op een ander werk: een mooie Madonna met Kind en engelen afkomstig uit de kerk van San Francesco. In de centrale punt boven de Madonna en het Kind is Christus de Verlosser afgebeeld, die zijn zegen geeft. Het werk was oorspronkelijk vrijwel zeker onderdeel van een veelluik, maar de andere panelen zijn verloren gegaan of wachten ergens in musea of depots totdat iemand een link legt met Martini’s werk in Orvieto. Het paneel werd vermoedelijk in de periode 1322-1324 geschilderd. Verder hangt in deze zaal nog een mooie Kruisiging van de hand van Spinello Aretino (ca. 1350-1410).
Veel ouder is de in de naastgelegen zaal opgestelde tronende Madonna met Kind en twee engelen uit ca. 1265-1270. Met de nodige slagen om de arm wordt het enorme paneel, 222 bij 134 centimeter groot en afkomstig uit de kerk van Santa Maria dei Servi, toegeschreven aan Coppo di Marcovaldo (ca. 1225-1276). Zijn bekendste werk – als het inderdaad van hem is – is het grote mozaïek van Christus de Rechter in het Baptisterium van Florence. In het geval van de tronende Madonna zet het Museo dell’Opera del Duomo een vraagteken achter Coppo’s naam, maar dat het paneel in zijn stijl is, is duidelijk. Hoewel de schilder veel talent had en een werk met veel details afleverde, valt niet te ontkennen dat hij nog erg vasthield aan de nogal rigide en platte Byzantijnse stijl die de Italiaanse schilderkunst lang domineerde.
Het museum bezit verder een mooie collectie beeldhouwwerken. Allereerst wijs ik op een fraaie Madonna met Kind uit 1346-1347 van Andrea Pisano (ca. 1290-1348). Het beeld stond oorspronkelijk ergens in de Duomo. Eveneens afkomstig uit de Duomo is een beeldengroep van Christus met twee engelen. De figuur van Christus is verbonden met de eucharistieviering. Hij houdt een miskelk vast en moet oorspronkelijk een hostie in zijn rechterhand hebben gehad. Christus wordt toegeschreven aan Nino Pisano, de zoon van Andrea. Zijn andere zoon Tommaso maakte vermoedelijk de twee engelen.
Ten slotte noem ik twee beelden van de aartsengel Michaël die ooit onderdeel van de gevel van de Duomo waren. Het bronzen beeld van de aartsengel met een draak werd midden veertiende eeuw (ca. 1356) gemaakt door Matteo di Ugolino da Bologna. Het stond oorspronkelijk op de frontaal boven de linker ingang van de kathedraal. Nu staat daar een kopie. De andere aartsengel Michaël werd ruim twee eeuwen later gemaakt door Raffaello da Montelupo (ca. 1505-1566). Deze Michaël (ca. 1561) is niet van brons maar van marmer, al heeft hij wel bronzen vleugels. Hij vecht niet met een draak, maar heeft – overigens niet heel goed zichtbaar – een bebaarde man gevangen genomen. Het gezicht van de man zien we achter het linkerbeen van de aartsengel. Het beeld sierde tot 1964 de frontaal boven de rechter ingang van de kathedraal. Daar staat nu een replica.
Archeologisch museum
Op de benedenverdieping van de Palazzi Papali is het Museo Archeologico gevestigd. Zowel dit museum als het ten westen van de Duomo gelegen Museo Etrusco “Claudio Faina” richten zich sterk op de Etruskische aanwezigheid in en rondom Orvieto. In de derde eeuw voor onze jaartelling stond de stad bij de Romeinen bekend als Volsinii, in het Etruskisch Velzna. De stad lijkt een Romeinse bondgenoot te zijn geweest, nadat ze enkele decennia eerder in een oorlog was verslagen. Er waren echter interne strubbelingen tussen de inheemse burgers van Volsinii en voormalige slaven die het burgerschap hadden verworven en een nieuwe plebejische klasse vormden. De situatie ter plaatse noopte de Romeinen in deze machtsstrijd te interveniëren aan de kant van de autochtone bewoners van Volsinii. In 265 BCE stuurden ze een leger noordwaarts onder aanvoering van de consul Quintus Fabius Gurges.
Gurges versloeg de voormalige slaven in een geregelde veldslag en dreef ze terug naar Volsinii, maar vervolgens ging alles gruwelijk mis toen hij de stad zelf probeerde aan te vallen. De consul had kennelijk geweigerd veilig in de achterste linies te blijven. Bij de bestorming van de stad werd hij dodelijk gewond en gaf enige tijd later de geest. De Romeinen moesten vervolgens de tweede consul van 264 BCE, Marcus Fulvius Flaccus, naar Volsinii sturen om de gesneuvelde bevelhebber te vervangen en het beleg voort te zetten. Flaccus hongerde de stad uit, waarop ze zich overgaf. Daarop maakte de consul Volsinii met de grond gelijk en verplaatste de inheemse bevolking en enkele van hun dienaren die trouw gebleven waren naar een nieuwe plaats in de vlakte, enkele kilometers verderop, waar een nieuwe stad werd gesticht. Die stad werd Volsinii Novi genoemd en lag aan de oever van het Meer van Bolsena.
In het archeologisch museum vinden we onder meer vondsten uit de necropolis van Crocefisso del Tufo, die zich aan de voet van het tufsteenplateau bevindt waarop Orvieto ligt. De necropolis zelf kan overigens ook bezocht worden, maar vanwege gebrek aan tijd moesten we deze helaas overslaan. Een andere vindplaats zijn de restanten van de Tempio del Belvedere vlak bij de Pozzo di San Patrizio. Deze tempel uit de vijfde eeuw BCE werd waarschijnlijk in 264 BCE door de Romeinen verwoest samen met de rest van Volsinii. Het museum bezit fraaie terracotta antefixen met gezichten van goden die ooit de dakrand van de tempel moeten hebben gesierd. Ten zuiden van Orvieto ligt nog een Etruskische necropolis, die van Cannicella. Daar moet een heiligdom hebben gestaan waarvan het museum een prachtige dakversiering of akroterion bezit. We zien een jongeman die als krijger is uitgedost. Hij houdt een vrouw vast van wie hij de keel heeft doorgesneden. Aangenomen wordt dat de jongeman Orestes is die zijn moeder Klytaimnestra vermoordt, uit wraak voor het feit dat zij samen met haar minnaar zijn vader Agamemnon, de aanvoerder van de Grieken voor Troje, heeft gedood.
De mooiste kunstwerken in het museum zijn de fresco’s uit de twee Golini graftombes. Deze behoren tot een derde Etruskische necropolis rondom Orvieto, die van Settecamini. De schilderingen dateren van de vierde eeuw BCE en zijn in 1950 losgemaakt en naar het museum overgebracht. Ze tonen onder meer een begrafenisbanket. Helaas zijn de fresco’s op diverse plaatsen beschadigd, maar er zijn nog veel mooie details te zien. Let bijvoorbeeld op de voorstelling waarop het banket wordt voorbereid, met een halfnaakte slaaf die iets lijkt te stampen in een grote kuip, een fluitspeler en een vrouwelijke bediende.
Pingback:Orvieto: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Orvieto: San Domenico – – Corvinus –
Pingback:Orvieto: the museums of the Palazzi Papali – – Corvinus –
Pingback:De Romeinse Koningstijd: de Etrusken en hun invloed op Rome (ca. 900-509 BCE) – – Corvinus –
Pingback:De Vroege Republiek: de verovering van Veii en de plundering van Rome (ca. 400-386 BCE) – – Corvinus –
Pingback:De Vroege Republiek: de Tweede Samnitische oorlog en de strijd tegen de Etrusken (deel 2; 311-304 BCE) – – Corvinus –