Het archeologisch museum van Ancona werd in mijn reisgids omschreven als “superb but under-visited”.[1] Dat laatste bleek nog een understatement te zijn: lange tijd waren we de enige bezoekers. Nu heeft het museum ook een roerige geschiedenis en maakt het niet altijd een even professionele indruk. De secties over Romeinse geschiedenis komen licht en modern over, met bordjes in het Italiaans en Engels. De secties over de prehistorie, de Piceni en de Kelten zijn daarentegen nogal donker, met verbleekte bordjes vrijwel uitsluitend in het Italiaans. En waar je in de meeste Italiaanse musea tegenwoordig wel met een bankpas kunt betalen, accepteert het archeologisch museum van Ancona alleen contant geld. Niettemin waren we het na afloop van ons bezoek roerend eens met onze reisgids: het Museo Archeologico Nazionale delle Marche is inderdaad ‘superb’.
Geschiedenis
Het museum is een product van de Risorgimento (‘herrijzenis’), het proces dat in de negentiende eeuw leidde tot de eenwording van Italië. De stichting van het museum was te danken aan twee Italiaanse patriotten, Carlo Rinaldini (1824-1866) en Carisio Ciavarini (1837-1905). Zij wilden enerzijds de nieuwbakken Italianen laten kennismaken met hun verre verleden en anderzijds de vele archeologische vondsten die in die tijd gedaan werden redden van de zwarte markt. In 1863 opende het archeologisch museum zijn deuren. Door de steeds grotere toestroom van archeologische vondsten was voortdurend nieuwe en ruimere huisvesting nodig. Verhuizingen waren dan ook aan de orde van de dag. Tussen 1884 en 1898 was het museum bijvoorbeeld gevestigd in het voormalige klooster van San Domenico en tussen 1923 en 1958 in het voormalige klooster van San Francesco alle Scale. Ondertussen had het museum grote naamsbekendheid verworven. Dit had tot gevolg dat het in 1906 de status van nationaal museum kreeg en in 1927 de opening van het museum in het klooster van San Francesco werd verricht door de toenmalige koning van Italië, Victor Emanuel III.
De Tweede Wereldoorlog was een slechte tijd voor het archeologisch museum. In 1943 en 1944 liepen het gebouw en de collectie schade op als gevolg van geallieerde bombardementen. Toen de oorlog was beëindigd werd al gauw duidelijk dat een terugkeer naar het voormalige klooster niet wenselijk was. Als nieuwe locatie werd het prachtige zestiende-eeuwse Palazzo Ferretti gekozen. Dit stadspaleis was mogelijk ontworpen door de architect Antonio da Sangallo de Jongere (1484-1546) en tussen 1560 en 1566 gebouwd door diens collega Pellegrino Tibaldi (1527-1596), die ook nog enige tijd hoofdarchitect van de Duomo van Milaan was. Tibaldi voorzag het palazzo ook van prachtige fresco’s, onder meer in de Salone delle Feste. Andere fresco’s zijn het werk van Federico Zuccari (1539-1609). In de achttiende eeuw werd het Palazzo Ferretti nog uitgebreid door de Italiaans-Nederlandse architect Luigi Vanvitelli (1700-1773).
Het Palazzo Ferretti leek de ideale locatie voor het museum, maar in 1972 moest het helaas weer gesloten worden na een zware aardbeving. In 1988 kon het archeologisch museum weer geopend worden, zij het slechts gedeeltelijk. Bezoekers konden voorlopig alleen de verzamelingen uit de prehistorie, de Piceense en de Keltische tijd bewonderen. Pas in 2010, 2015 en 2023 werden de hellenistische en Romeinse afdelingen stukje bij beetje heropend. Daarmee is het proces van heropening overigens nog niet ten einde. Tijdens mijn bezoek in de zomer van 2024 waren de middeleeuwse collectie en de collectie munten nog niet toegankelijk voor het publiek.
Prehistorie, Piceni en Kelten
Het beroemdste prehistorische voorwerp in de museumcollectie is zonder enige twijfel de Venus van Frasassi. Deze Venus, waarvan de ouderdom wordt geschat op tussen de 20.000 en 27.000 jaar, werd in 2007 bij toeval gevonden in een grot. Het voorwerp is slechts 8,7 centimeter hoog en stelt waarschijnlijk een zwangere vrouw voor. Ze houdt de handen voor de gezwollen buik en lijkt iets te geven of een gebed op te zeggen.
De Piceni zijn de bewoners van de Marche die tussen de negende en de derde eeuw BCE hun stempel op de regio drukten. Hun cultuur werd vanaf de zesde eeuw BCE beïnvloed door die van de Etrusken en de Grieken. In de vroege vierde eeuw vielen diverse Keltische stammen Italië binnen. Ze vestigden zich in de Povlakte en namen de steden van de daar gevestigde Etrusken over. De Insubres bleven in het noorden, waar ze nabij het Etruskische Melpum de stad Mediolanum stichtten, het huidige Milaan. De Cenomani vestigden zich ten oosten van hen en hadden als voornaamste nederzetting Brixia (het huidige Brescia). De Boii en Lingones waren op hun beurt de Po overgestoken en de eerstgenoemden hadden zich meester gemaakt van de belangrijke Etruskische stad Felsina of Velzna, het huidige Bologna. Van alle Keltische volkeren rukten de Senones het verst op naar het zuiden. Het was waarschijnlijk deze Keltische dreiging die leidde tot een bondgenootschap tussen de Piceni en de Romeinen. In 295 BCE versloegen de Romeinen en hun bondgenoten een coalitie van Senones en Samnieten in de beroemde veldslag bij Sentinum (in de buurt van het huidige Sassoferrato). In 284 BCE werden de Senones definitief verslagen, waarna de Romeinen hun eerste kolonie op Gallisch grondgebied stichtten, de stad Sena Gallica aan de Adriatische Zee, thans bekend als Senigallia, ten westen van Ancona.
Zeer veel zalen in het archeologisch museum zijn gewijd aan de cultuur van de Piceni. De Piceni waren een krijgshaftig volk, hetgeen wel blijkt uit de vele wapens, helmen en andere krijgsattributen die zijn tentoongesteld (foto’s hierboven). Mooie voorwerpen zijn een Villanova-helm uit de achtste eeuw BCE, schijfvormige borstplaten van brons (kardiophylakes – ‘hartbeschermers’) uit de zevende eeuw BCE, een bronzen riem en scheenplaten en vooral de zogenaamde Krijger van Numana. Het gaat hier om het hoofd van een man uit het midden van de zevende eeuw (foto rechts). Hij draagt een helm, waarmee hij als een soldaat kan worden geïdentificeerd. Het hoofd is gemaakt van kalksteen en werd in 1892 gevonden in een klein stadje ten zuiden van Ancona.
Dieren lijken een belangrijke rol te hebben gespeeld in de cultuur van de Piceni. Vooral afbeeldingen van paarden komen we veel tegen, bijvoorbeeld op de genoemde kardiophylakes. Zeer mooi zijn in dit verband de bronzen handgrepen van een waterpot (hydria), afkomstig uit het graf van een belangrijke leider uit de zesde eeuw BCE. Centrale figuur van de decoraties van de handgrepen is een krijger uitgedost als een Griekse hopliet, met een borstkuras en een Korinthische helm. De krijger wordt geflankeerd door paarden, leeuwen, vogels en slangen. De precieze betekenis van het geheel is niet meer te achterhalen, maar in het Italiaans wordt wel van een signore degli animali (‘meester van de dieren’) gesproken. Ook bijzonder interessant zijn de Piceense grafschriften. Hoewel het Piceense alfabet is ontcijferd, zijn de grafschriften toch niet altijd goed te begrijpen. Zo is de betekenis van de tekst op een steen uit Novilara (ten noordwesten van Ancona) niet bekend. We zien een ruiter te paard die een dier tegenkomt. Omdat de ruiter een speer heeft, is mogelijk een jachtscène afgebeeld.
Met de komst van de Keltische Senones ontstond in de Marche een mengcultuur met Piceense, Keltische, Etruskische en Griekse elementen. Ook de Senones waren een krijgshaftig volk, en dus vinden we in de museumcollectie het nodige Keltische wapentuig. Zeer opvallend is een Keltisch-Italiaanse helm uit de tweede helft van de vierde eeuw BCE met daarop een soort drietand. Ongetwijfeld waren hieraan nog veren of pluimen bevestigd om de krijger groter en indrukwekkender te doen lijken. De indrukwekkendste Keltische objecten in het museum zijn echter zonder enige twijfel de gouden voorwerpen die afkomstig zijn uit verschillende Keltische graftomben. Uit een graftombe bij Osimo (Auximum) uit het midden van de vierde eeuw BCE kwam bijvoorbeeld een gouden ketting in Etruskische stijl tevoorschijn, terwijl een graftombe bij Montefortino di Arcevia uit ca. 220-200 BCE onder meer gouden armbanden, torques en kransen opleverde. Vooral de kransen, in Griekse stijl, zijn bijzonder fraai. Om begrijpelijke redenen zijn de gouden voorwerpen achter glas tentoongesteld, wat helaas het maken van goede foto’s wel bemoeilijkt.
Grieken en Romeinen
Griekse kolonisten uit Syracuse op Sicilië streken omstreeks het jaar 387 BCE neer op een landtong aan de Adriatische Zee. Omdat zij vonden dat de landtong de vorm had van een elleboog, noemden ze de door hen gestichte nederzetting Ankon (Ἀγκών), het Griekse woord voor dit lichaamsdeel. Zo kwam Ancona aan haar naam, en via de nieuwe nederzetting werd de Griekse invloed in de Marche sterker en directer. Onder de kathedraal van Ancona kan men nog de resten zien van de tempel van Aphrodite of Venus. Het archeologisch museum bezit een schaalmodel van de tempel.
Veel groter was echter de invloed van de Romeinen. De Romeinen waren aanvankelijk bondgenoten van de Piceni geweest, maar raakten om onbekende redenen in 268 BCE met hen in conflict. De consul Publius Sempronius Sophus versloeg de Piceni en nam hun hoofdstad Asculum in (thans Ascoli Piceno). Vele overlevenden werden gedeporteerd naar Campania, waar de stad Picentia voor hen werd gesticht. De Piceni die in de Marche achterbleven, vochten trouw als socii in de Romeinse legers, maar waren verbolgen over het feit dat ze geen Romeins burgerrecht toegekend kregen. Velen sloten zich dan ook aan bij de rebellen tijdens de zogenaamde Bondgenotenoorlog, die in 91 BCE uitbrak. Andere Piceni bleven echter Rome trouw en vochten juist tegen de rebellen. Een voorbeeld is Gnaeus Pompeius Strabo, consul in 89 BCE en de vader van de bekende Pompeius Magnus. Strabo slaagde erin met geweld Asculum in te nemen, maar uiteindelijk kregen de Piceni nog hetzelfde jaar dankzij de Lex Plautia Papiria het Romeinse burgerrecht dat ze zo begeerden.
Tot de interessantste Romeinse voorwerpen in het archeologisch museum behoort een fries gemaakt van klei die ooit een tempel in Civitalba sierde. Civitalba ligt niet ver van Sentinum, waar als gezegd de Romeinen in 295 BCE de Keltische Senones versloegen. Aangenomen wordt dat het fries naar de Keltische nederlaag verwijst. We zien vluchtende Kelten met lang haar, snorren en de kenmerkende torques en rechthoekige schilden. Ook is een strijdwagen afgebeeld waarvan de paarden een Kelt vertrappen. Het fries beeldt overigens niet de gevechten bij Sentinum uit, maar een andere historische gebeurtenis. De vluchtende Kelten laten verschillende geplunderde voorwerpen vallen. Dit is een verwijzing naar de poging van een Keltische horde in 279 BCE om de beroemde Apollotempel in Delphi, Griekenland, te plunderen. De Kelten werden verslagen door de Aetoliërs en inderhaast opgetrommelde troepen uit Fokis. De Keltische aanvoerder Brennus werd dodelijk gewond en pleegde later zelfmoord. ‘Brennus’ was mogelijk eerder een titel dan een naam, want ook de leider van de Senones die in 387-386 BCE Rome plunderde, heette Brennus.
Op de folder die we van het museum hadden meegekregen stond een foto van een marmeren hoofd van keizer Augustus, en dit hoofd troffen we niet ver van het fries aan. Het was ooit onderdeel van een standbeeld van deze keizer, die tussen 27 BCE en zijn dood in 14 CE over het immense Romeinse Rijk heerste. Het hoofd vertoont grote gelijkenissen met het beeld van de keizer als pontifex maximus dat men in het Palazzo Massimo in Rome kan bewonderen. Ook de Augustus van Ancona heeft het hoofd deels bedekt, maar hij is wel duidelijk ouder dan de Augustus in Rome. Het marmeren hoofd werd in 1863 gevonden onder het Palazzo Feretti. In de Oudheid lag in dit deel van Ancona het forum van de stad.
Het museum bezit verder een aantal mooie mozaïeken uit Ancona en omstreken. Het oudste en interessantste mozaïek toont ons een zwijnenjacht. Het dateert van de tweede of vroege eerste eeuw BCE en werd gevonden in Pollenza, zo’n 40 kilometer ten zuiden van Ancona. Jonger zijn een vloermozaïek uit Macerata uit de tweede eeuw (waar je vreemd genoeg overheen mag lopen) en een mozaïek met het hoofd van de zeegod Oceanus, gevonden in Ancona zelf. Dit laatste mozaïek is kennelijk lastig te dateren: het informatiebordje vermeldt “tweede eeuw of late derde of begin vierde eeuw”. Een mozaïek uit de tweede eeuw met daarop vogels en vissen completeert de mozaïekenverzameling. Zie de foto’s hieronder.
Naast de collectie mozaïeken heeft het museum ook een collectie sarcofagen. Van de derde eeuw dateert de sarcofaag “van de wijnhandelaar” (del vinaio). De benaming is ontleend aan de centrale voorstelling op het voorwerp. We zien een wijnhandelaar en een klant aan weerszijden van twee houten vaten met wijn. De afbeelding is historisch van belang, want in de Romeinse wereld werd wijn meestal in terracotta amforen bewaard. De godenfiguren aan de uiteinden van de sarcofaag zijn Bacchus (links) en Mercurius (rechts). De doodskist werd in de periode 1925-1930 gevonden onder de kerk van Santa Maria di Piazza. Een curiositeit is een sarcofaag die mogelijk ook van de derde eeuw dateert: deze heeft een loden pijp voor libaties (plengoffers van wijn, melk of honing). Iets ouder is een in Rome gevonden sarcofaag uit ca. 150-160 met voorstellingen uit het verhaal van Medea, die haar kinderen vermoordde.
Wat het archeologische museum niet heeft, zijn de zogenaamde Bronzi Dorati, vier beelden van verguld brons die in 1946 in 318 stukjes werden gevonden door twee boeren uit Cartoceto, een gehucht net ten noorden van Pergola. Toen de stukjes weer in elkaar waren gezet, kwamen twee Romeinse mannen te paard en twee Romeinse vrouwen te voet tevoorschijn, althans gedeeltelijk. De gerestaureerde beelden waren tussen 1959 en 1972 in het museum in Ancona te bewonderen, maar dat sloot als gezegd in het laatstgenoemde jaar zijn deuren vanwege aardbevingsschade. In 1988 werden de inmiddels nogmaals gerestaureerde beelden uitgeleend aan Pergola, de gemeente waar ze gevonden waren. Het was de bedoeling dat ze na een tijdelijke tentoonstelling weer terug zouden keren naar Ancona, maar het heeft er alle schijn van dat dat nooit is gebeurd. Een compromis dat erin voorzag dat de beelden tussen de musea in Pergola en Ancona zouden rouleren lijkt nooit te zijn uitgevoerd. Het gevolg is dat de originele Bronzi Dorati thans in een grotendeels aan hen gewijd museum in Pergola te bewonderen zijn, terwijl in Ancona een kopie op het dak van het archeologisch museum staat.
Noot
[1] Bradt travel guide Umbria & the Marche (2021), p. 226.
Pingback:Pergola: Museo dei Bronzi Dorati – – Corvinus –
Pingback:Ancona: San Francesco alle Scale – – Corvinus –
Pingback:Ancona: San Domenico – – Corvinus –
Pingback:Ancona: de Boog van Trajanus – – Corvinus –