Lex Villia Annalis: Het Jaar 180 BCE

Samenvatting

  • De epidemie in Rome en Italië blijft levens eisen, waaronder die van diverse magistraten en priesters;
  • De Lex Villia Annalis stelt minimumleeftijden in voor het bekleden van de publieke ambten van aediel, praetor en consul;
  • De proconsuls Publius Cornelius Cethegus en Marcus Baebius Tamphilus dwingen de Ligurische Apuani tot overgave; 40.000 van hen worden van Ligurië naar Samnium gedeporteerd;
  • De consul Aulus Postumius Albinus Luscus en de consul suffectus Quintus Fulvius Flaccus voeren eveneens operaties tegen de Ligurische stammen uit en deporteren nog eens 7.000 Liguriërs naar Samnium;
  • Bij Pisa wordt een Latijnse kolonie gesticht;
  • Terwijl hij wacht op zijn opvolger behaalt de propraetor Quintus Fulvius Flaccus (niet te verwarren met de consul suffectus met dezelfde naam) weer een grote overwinning op de Keltiberiërs;
  • De nieuwe praetor van het Nabije Spanje, Tiberius Sempronius Gracchus, arriveert in zijn provincie en neemt het commando over het leger van Flaccus over;
  • De Achaeïsche Bond is diep verdeeld over de vraag welk standpunt de Bond in moet nemen ten aanzien van de Romeinse eisen;
  • De oorlog tussen enerzijds Pergamum en Cappadocië en anderzijds Pontos wordt voortgezet.

Ook dit jaar eiste de pestepidemie die Italië teisterde weer vele levens. De consul Gaius Calpurnius Piso en de praetor Tiberius Minucius waren onder de slachtoffers. Niet veel later stierven ook verschillende priesters en de voormalige praetor Publius Manlius, die net was teruggekeerd na zijn zeges in Spanje. Toen ook de rex sacrorum overleed – een tamelijk obscuur priesterschap uit de begindagen van de Republiek – ontstond er een geschil over diens opvolging. Het ambt werd onverenigbaar geacht met het ambt van een van de kandidaten, namelijk dat van duumvir navalis. Het was de pontifex maximus Gaius Servilius Geminus, zelf pas drie jaar eerder gekozen, die hier bezwaren tegen uitte. Helaas stierf ook hij later dit jaar aan de pest. Marcus Aemilius Lepidus werd als zijn opvolger gekozen. Publius Scipio, een zoon van Scipio Africanus, werd gecoöpteerd in het college van auguren.

Italië

Om de woede van de goden tot bedaren te brengen, kregen de decemviri sacris faciundis de opdracht de Sibillijnse Boeken te raadplegen. De enig overgebleven consul Aulus Postumius Albinus Luscus moest waardevolle geschenken beloven aan Apollo, Aesculapius en Salus en vergulde beelden aan deze goden wijden. Ook werden er twee dagen van publiek gebed gehouden. Sommige mensen begonnen echter te geloven dat er opzet in het spel was. Vooral de dood van de consul Piso zou erg verdacht zijn geweest. Er waren er die zijn vrouw Quarta Hostilia ervan beschuldigden dat zij hem vergiftigd had. Die beschuldiging werd versterkt door het feit dat haar zoon Quintus Fulvius Flaccus – de stiefzoon van de consul en niet te verwarren met de propraetor die in Spanje vocht (zie hieronder) – tot consul suffectus werd gekozen. Uiteindelijk werd Hostilia schuldig bevonden aan moord en waarschijnlijk aan haar familie overgedragen om gewurgd te worden.

Overblijfselen van de Tempel van Apollo uit de tijd van Augustus.

Ook al werd het openbare leven beheerst door de pestepidemie, de Romeinen haalden ergens de tijd vandaan om de volksvergadering te laten stemmen over een nieuwe wet betreffende de verkiezing van bepaalde magistraten, de Lex Villia Annalis. Het voorstel voor de wet kwam van de volkstribuun Lucius Villius en introduceerde minimumleeftijden voor het bekleden van de publieke ambten van aediel, praetor en consul (deze leeftijden worden niet expliciet genoemd; men gaat uit van respectievelijk 36, 39 en 42 jaar). De precieze achtergronden van de wet zijn nogal duister, en het is niet duidelijk of de Lex Villia Annalis alleen maar bestaand gewoonterecht codificeerde of geheel nieuwe regels invoerde. De Romeinen zouden de nieuwe wet soms negeren, zeker in moeilijke omstandigheden. Niettemin kan de Lex Villia Annalis als een mijlpaal worden beschouwd, al was het alleen maar omdat zij het systeem van de cursus honorum stroomlijnde.

Op het slagveld behaalden de Romeinen dit jaar grote successen. De prijs die de verliezers hiervoor betaalden was hoog. Omdat de consul Piso was gestorven en zijn collega Postumius nog druk bezig was met het lichten van verse troepen, werd de oorlog tegen de Liguriërs overgelaten aan de proconsuls Publius Cornelius Cethegus en Marcus Baebius Tamphilus. Gezamenlijk vielen zij het gebied van de Apuani binnen, die niet op een aanval gerekend hadden zolang de consuls nog in Rome waren. De Apuani boden geen verzet en gaven zich prompt over. Cethegus en Baebius namen vervolgens drastische maatregelen: 40.000 mannen, vrouwen en kinderen werden van Ligurië naar Samnium gedeporteerd. Daar kregen ze een nieuw onderkomen op Romeins staatsland (ager publicus) dat was afgenomen van de Samnitische stad Taurasia. De staat betaalde de kosten van deze gedwongen migratie, die 150.000 zilveren denarii bedroegen. Uiteraard maakte dit de pijn voor de Liguriërs niet minder. Zij moesten hun thuisland verlaten en de graftombes van hun voorvaderen achterlaten.

Dit alles kon de Romeinen nauwelijks wat schelen; zij hadden er duidelijk genoeg van om jaar in, jaar uit tegen deze mensen te moeten vechten. Cethegus en Baebius kregen een triomftocht toegewezen voor hun overwinning waarbij geen druppel bloed gevloeid was. Volgens Livius waren ze “de eersten die een triomftocht hielden zonder oorlog te hebben gevoerd”.[1] Later dit jaar zouden de beide consuls eveneens operaties uitvoeren in het gebied van de Liguriërs. Nog eens 7.000 mensen werden daarop naar Samnium gedeporteerd.

Kaart van Noord-Italië (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0)

Uitrusting van een soldaat uit Picenum. De Piceni waren Romeinse bondgenoten en dienden in de Romeinse legers.

In Campanië kreeg Cumae het recht om de Latijnse taal te gaan gebruiken voor juridische en commerciële zaken, naast het Grieks. De burgers van Pisa – een stad met Etruskische roots die diende als verzamelplaats voor Romeinse expedities tegen de Liguriërs – bood de Romeinen land aan voor het stichten van een kolonie in dit gedeelte van Italië. De Senaat was hier erg dankbaar voor en besloot dat er een Latijnse kolonie gesticht moest worden.

Spanje

Er werd dit jaar in de Senaat fel gediscussieerd over de legers in Spanje. De propraetor Quintus Fulvius Flaccus, die het voorgaande jaar grote overwinningen in Hispania Citerior had behaald, had een legaat en twee krijgstribunen naar Rome gestuurd om toestemming te vragen om zijn leger mee terug naar huis te nemen. Het leed geen twijfel dat hij tevens om een triomftocht zou vragen, mocht dit verzoek worden gehonoreerd. De provincie Hispania Citerior was inmiddels echter toegewezen aan de nieuwe praetor Tiberius Sempronius Gracchus en hij was tegen het vertrek van deze ervaren soldaten uit zijn provincie. Gracchus voerde daarom in de Senaat felle oppositie tegen het verzoek van Flaccus. Hij dreigde zelfs dat hij zijn leger in zijn winterkamp zou houden als hij met onervaren rekruten naar Spanje werd gestuurd. Uiteindelijk werd er een compromis gesloten dat niet veel afweek van dat van 184 BCE. Er werd een nieuw legioen gelicht dat Gracchus mee kon nemen naar Spanje en er werden enkele duizenden nieuwe soldaten gerekruteerd onder de Latijnse en Italiaanse bondgenoten. Tegelijkertijd kreeg Flaccus toestemming om een deel van zijn veteranen en manschappen die zich uitzonderlijk dapper hadden gedragen mee naar huis te nemen, maar wel onder de voorwaarde dat hij voldoende troepen zou achterlaten voor zijn opvolger.

Kaart van Spanje (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0)

Omdat de reis van Rome naar Spanje lang was en Gracchus dus tijd nodig had om zijn provincie te bereiken, had Quintus Fulvius Flaccus al een nieuw offensief tegen de Keltiberiërs gelanceerd. Toen ontving hij echter een bericht met de mededeling dat hij met zijn leger terug moest gaan naar Tarraco aan de kust. Daar kon Gracchus de veteranen hun congé geven en vervolgens het leger opnieuw samenstellen. De Keltiberiërs, die reeds in een bergpas een hinderlaag hadden gelegd voor de propraetor, interpreteerden diens plotselinge vertrek compleet verkeerd: ze dachten dat Flaccus wegvluchtte. Zeker van de overwinning vielen ze de Romeinse marscolonne van twee kanten aan terwijl die door de genoemde pas trok. De hinderlaag had gemakkelijk tot een smadelijke Romeinse nederlaag kunnen leiden, maar dit waren veteranen die al vele veldtochten hadden meegemaakt. En nog belangrijker: ze werden aangevoerd door Quintus Fulvius Flaccus. De legioenen en de Latijnse en Italiaanse bondgenoten hielden goed stand, maar de Spaanse hulptroepen stonden onder zware druk. De Keltiberiërs stelden zich in hun bekende wig-formatie (cuneus) op en probeerden door de Romeinse linies heen te breken. Bijna slaagden ze daar ook in, maar Flaccus wist hun aanval te stoppen door een ruitercharge op hun flanken uit te voeren. Dit geeft overigens wel aan dat de bergpas niet heel nauw was, en dat er ruimte was voor manoeuvres van de ruiterij.

De ruiteraanval brak het Keltiberische moreel. De vijanden vluchtten alle kanten op terwijl de ruiterij van de Italiaanse bondgenoten hen op de hielen zat. Een uitgelaten Flaccus beloofde een tempel aan Fortuna Equestris en spelen voor Jupiter Optimus Maximus. Livius beweert dat er 17.000 Keltiberiërs werden gedood en 3.700 gevangen genomen, aantallen die waarschijnlijk iets te hoog zijn. Hij beweert echter ook dat er 472 Romeinen sneuvelden en 1.019 Latijnen en Italiaanse bondgenoten. Die cijfers zijn zo precies dat ze misschien wel afkomstig zijn uit een officieel rapport over de veldslag. Ook kwamen er nog zo’n 3.000 Spaanse bondgenoten die voor de Romeinen hadden gevochten om het leven. Deze statistieken geven duidelijk aan dat de bondgenoten van de Romeinen vaak de hardste klappen opvingen en daarbij onevenredig hoge verliezen leden. Flaccus trok nu met zijn zegevierende leger naar Tarraco, waar hij een ontmoeting had met Gracchus, die twee dagen daarvoor was gearriveerd. Gracchus nam het bevel over het leger over en Flaccus voer naar huis, samen met de veteranen die uit het leger waren ontslagen. Voor zijn overwinningen werd hem een triomftocht toegekend en die had hij zeker verdiend.

Korinthische helm (Allard Pierson Museum, Amsterdam).

De Griekse wereld

Hoewel de stad weer was toegetreden tot de Achaeïsche Bond, was het nog steeds erg onrustig in Sparta. Een jonge populist met de naam Chairon veroorzaakte problemen met zijn campagne voor landhervormingen en toelagen voor de armen. Hij nam daarbij zomaar geld uit de schatkist weg, hetgeen leidde tot een confrontatie met een aantal financieel toezichthouders. Chairon liet een van hen, een zekere Apollonidas, op klaarlichte dag vermoorden terwijl hij een badhuis verliet. Dit leidde weer tot een militaire interventie van de Achaeïsche Bond. Chairon werd gearresteerd, vervolgd en in de gevangenis gegooid.

Ook binnen de Achaeïsche Bond zelf waren er spanningen. De belangrijkste leiders van de Bond waren het onderling oneens over welk standpunt ze moesten innemen ten aanzien van de Romeinse eisen. De Romeinen hadden de Achaeërs gevraagd om een groep Spartaanse ballingen terug te laten keren, maar het bestuur van de Bond had geweigerd aan dit verzoek gehoor te geven. Een groep onder leiding van Lykortas wilde aan deze beslissing vasthouden, maar werd bestreden door een andere groep onder leiding van Kallikrates en Hyperbatos, de huidige strategos. Deze twee wilden zwichten voor de Romeinse eisen. Er werd een gezantschap naar Rome gestuurd om de Senaat te informeren over het standpunt van Lykortas en zijn bondgenoten, wat op dat moment ook het meerderheidsstandpunt binnen de Bond lijkt te zijn geweest. Echter, een van de gezanten was uitgerekend Kallikrates. Toen die in de zomer in Rome was aangekomen, begon hij direct met het zwartmaken van zijn politieke tegenstanders. Ook bekritiseerde hij de Senaat: die zou zich veel te slap opstellen als het ging om het doordrukken van de eigen eisen.

Koning Eumenes II van Pergamum (foto: Sailko; CC BY 3.0 license).

De senatoren begrepen direct dat mannen als Kallikrates, met hun uitgesproken pro-Romeinse houding, voor hen veel nuttiger waren dan mannen als Lykortas, die enerzijds vriendschappelijke betrekkingen met de Romeinen wilden onderhouden, maar anderzijds ook de onafhankelijkheid van de Bond probeerden te handhaven. De positie van Lykortas binnen de Bond kwam onder zware druk te staan toen, in de herfst van dit jaar, Kallikrates tot de nieuwe strategos werd gekozen. Meteen gaf hij de ballingen toestemming om terug te keren, maar of de verkiezing van Kallikrates nu als een keerpunt in de Romeins-Achaeïsche betrekkingen moet worden gezien, is uiterst twijfelachtig. Polybius suggereert van wel, maar hij is niet bepaald een onpartijdige bron: Lykortas was zijn vader.

In de tussentijd werd in Klein-Azië de strijd hervat tussen Pergamum en Cappadocië enerzijds en Pontos anderzijds. De eerder afgesproken wapenstilstand was inmiddels afgelopen. Koning Pharnakes van Pontos liet zijn generaal Leokritos met een leger van 10.000 man Galatië binnenvallen, dat onder Pergameens gezag viel. Zelf maakte hij plannen voor een inval in Cappadocië. Koning Eumenes en zijn broer Attalos, die net was teruggekeerd uit Rome, voerden echter een tegenaanval in het gebied van Pontos uit. Ze kregen versterking van Eumenes’ schoonvader, Koning Ariarathes van Cappadocië. Toen vervolgens gezanten uit Rome aankwamen, werd de strijd weer geschorst en trokken de Pergameniërs hun troepen terug. De gezanten slaagden er echter niet in de strijdende partijen vrede te laten sluiten. Polybius legt de schuld daarvoor bij Pharnakes, omdat die de onderhandelingen zou hebben gedwarsboomd. De oorlog zou zich nog een jaar langer voortslepen.

Bronnen

Primaire bronnen

Noot

[1] Livius 40.38 (vertaling: Hedwig van Rooijen-Dijkman).

6 Comments:

  1. Pingback:De Dood van Flamininus: Het Jaar 174 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:Lusitanische en Keltiberische Oorlogen: Het Jaar 152 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:De Tweede Macedonische Oorlog: Het Jaar 198 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:De Vroege Republiek: de staatsinrichting van de vijfde eeuw BCE (deel 2) – – Corvinus –

  5. Pingback:De Vroege Republiek: de verovering van Veii en de plundering van Rome (ca. 400-386 BCE) – – Corvinus –

  6. Pingback:De Vroege Republiek: de staatsinrichting van de vierde en de derde eeuw BCE (deel 1) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.