Piacenza: Palazzo Farnese

Het Palazzo Farnese.

Het Palazzo Farnese is een enorm stadspaleis in het centrum van Piacenza. Oorspronkelijk had het zelfs ongeveer tweemaal zo groot moeten worden, maar het palazzo is nooit voltooid. De geschiedenis van het gebouw is intrigerend en begint bij de familie Visconti uit Milaan. De Visconti’s maakten zich in 1335 meester van Piacenza en het was Galeazzo II Visconti, Heer van Milaan (zie Milaan: Castello Sforzesco), die in 1373 opdracht gaf voor de bouw van een citadel. Naar dit middeleeuwse fort is de Piazza della Cittadella genoemd en een deel ervan is, hoewel dat helemaal niet de bedoeling was, bewaard gebleven. Het gedeelte van het Palazzo Farnese aan de westkant van de binnenplaats is in feite de originele Cittadella Viscontea, waarvan twee hoektorens en de kantelen herinneren aan de functie van het gebouw als militair bolwerk.

In 1538 trad Ottavio Farnese in het huwelijk met Margaretha van Oostenrijk, een buitenechtelijke dochter van keizer Karel V. Het was Margaretha die de opdracht zou geven voor de bouw van het Palazzo Farnese op de plek van de citadel van de Visconti’s. Een eerste ontwerp werd in 1558 gemaakt door de architect Francesco Paciotto (1521-1591) uit Urbino. Met de uitvoering ervan schoot het echter niet op, met als gevolg dat in 1561 Giacomo Barozzi da Vignola (1507-1573) werd ingehuurd om het ontwerp aan te passen. De eerste fase van de bouw liep tot ongeveer 1568. Daarna duurde het minstens twintig jaar voordat de bouw in opdracht van Margaretha’s zoon Alessandro Farnese werd hervat. Onder Alessandro’s zoon Ranuccio, hertog van Parma en Piacenza tussen 1592 en 1622, werd het project in 1602 voorlopig afgerond. Het oorspronkelijke ontwerp ging uit van een rechthoekig palazzo bestaande uit een binnenplaats omgeven door vier vleugels. Daarvan was grosso modo de helft voltooid.

Binnenplaats van het Palazzo Farnese, met uitzicht op de restanten van de Cittadella Viscontea.

Na 1602 werd vooral de binnenkant van het Palazzo Farnese nog flink onder handen genomen en verfraaid. In 1731 stierf echter Antonio Farnese, de laatste hertog van Parma en Piacenza uit het geslacht Farnese. Kroonprins Karel van Bourbon van Spanje, de latere Karel III, werd toen de nieuwe hertog. Zijn moeder Elisabetta Farnese was namelijk een nicht van de overleden Antonio. Met de komst van de Bourbons raakte het Palazzo Farnese in verval en verdween veel kunst uit het stadspaleis naar Napels, waarvan Karel in 1734 koning was geworden. Het is een treurig verhaal, waarop we hier niet gedetailleerd hoeven in te gaan. Het Palazzo Farnese kwam in de negentiende eeuw in handen van de staat en werd in 1976 ter beschikking gesteld aan de gemeente Piacenza (die overigens pas sinds 2014 ook de eigenaar is). Thans biedt het complex onderdak aan de Musei Civici, de gemeentelijke musea waarvan het eerste deel in 1988 werd geopend. In deze bijdrage neem ik de lezer mee langs enkele hoogtepunten in de in totaal negen musea.

Houten schaalmodel van het Palazzo Farnese, zoals beoogd door Vignola.

Harnas van Pompeo della Cesa.

Wapens

De Armeria is het kleine wapenmuseum van de Musei Civici. Het gaat om een collectie wapens en harnassen die hoofdzakelijk uit de zestiende eeuw dateren. Veel van de tentoongestelde voorwerpen komen uit de verzameling van graaf Antonio Parma (1787-1850), die ondanks zijn naam gewoon uit Piacenza kwam. Hoogtepunt van de collectie is een harnas van de beroemde Milanese wapensmid Pompeo della Cesa (ca. 1537-1610). Hij maakte ook harnassen voor de hierboven reeds genoemde Alessandro Farnese, maar het exemplaar in het wapenmuseum werd gemaakt voor de familie Dal Verme.

Beeldhouwwerk

In de sectie gewijd aan beeldhouwwerk vinden we onder meer een Madonna met Kind die oorspronkelijk deel uitmaakte van de gevel van het Palazzo Gotico in het centrum van Piacenza. Het beeld dateert van de eerste helft van de dertiende eeuw en stond oorspronkelijk in de kerk van Santa Maria in Bigulis. Die kerk werd echter in 1281 afgebroken om plaats te maken voor het Palazzo. Het beeld werd daarop eerst in een nis aan de westzijde van het Palazzo Gotico geplaatst en later in een nis aan de noordzijde, met uitzicht op de Piazza dei Cavalli. In 1812 werd de ‘Madonna di Piazza’ naar de kerk van San Francesco overgebracht, maar al snel kwam het beeld weer terug aan de gevel van het Palazzo Gotico. Sinds 1988 staat het originele beeld in het Palazzo Farnese en zien we aan de gevel van het Palazzo Gotico een kopie.

Timpaan met een Majestas Domini, tweede helft 12e eeuw.

In de collectie van het museum vinden we verder veel lokaal beeldhouwwerk in Romaanse stijl dat werd geïnspireerd door de beeldhouwers Niccolò (of Nicholaus) en Wiligelmus, van wie wordt aangenomen dat ze samenwerkten bij het verfraaien van de gevel van de kathedraal van Piacenza. Ook de stijl van Benedetto Antelami (ca. 1150-1230) is zichtbaar in een aantal werken. Tot de hoogtepunten behoren beelden van de profeten Ezechiël en David en een timpaan met een Majestas Domini, beide uit de tweede helft van de twaalfde eeuw. En dan is er nog het Benvegnù-reliëf, dat is vernoemd naar het meest kenmerkende woord dat erop staat: benvegnù, wat ‘welkom’ betekent in de Italiaanse volkstaal van de Middeleeuwen. Het reliëf bevond zich oorspronkelijk boven de ingang van het kasteel van Montechiaro, zo’n twintig kilometer ten zuiden van Piacenza. Het kasteel was sinds 1322 eigendom van de Piacentijnse familie Anguissola. Het reliëf dateert dan ook waarschijnlijk van die tijd. We zien hoe de heer en dame van het kasteel (de twee figuren rechts) hun gastvrijheid tonen en een groep van vijf personen in hun huis ontvangen. Een van deze personen heeft een valk op de arm. De tekst is wat verweerd en niet heel goed meer leesbaar, maar in vertaling staat er:

“Dames en heren, u bent allen welkom (bevegnù) en wie hier binnenkomt, wordt op de beste wijze ontvangen (recevù).”

Benvegnù-reliëf.

Het museum bezit ook enig beeldhouwwerk van latere datum, zoals een collectie tondi met bustes van apostelen. Deze werden in de periode 1460-1480 gemaakt door een lokale kunstenaar.

Tondi met bustes van de apostelen (15e eeuw).

Middeleeuwse fresco’s

Vrijwel alle middeleeuwse fresco’s in dit deel van het museum komen uit de geseculariseerde kerk van San Lorenzo in Piacenza. Deze kerk werd waarschijnlijk in de twaalfde eeuw gebouwd. In 1261 kwam ze in handen van Augustijners, die de kerk herbouwden. Rond 1600 moeten de muren van het gebouw zijn bedekt met een laag pleisterwerk, waardoor de laatmiddeleeuwse fresco’s aan het zicht onttrokken werden. De San Lorenzo was tot 1805 in gebruik als kerk en diende daarna onder meer als stal, nachtclub, militaire opslagplaats en botenhuis. Pas eind negentiende eeuw werden de fresco’s herontdekt. Nadat in 1958 een deel van het plafond van de voormalige kerk was ingestort, werden de fresco’s in 1960 voorzichtig losgemaakt en werd begonnen met de restauratie. Sinds 1988 zijn ze te bewonderen in het Palazzo Farnese. De fresco’s vallen in twee groepen uiteen.

Voorstellingen uit het leven van Catharina van Alexandrië – Maestro di Santa Caterina.

Viering van de Mis – Bartolomeo en Jacopino da Reggio.

In de eerste plaats zijn er de fresco’s die worden toegeschreven aan een schilder die de Maestro di Santa Caterina wordt genoemd. Zijn echte naam is niet bekend, maar aangenomen wordt dat hij tot de school van de Milanese schilder Giovannino de’ Grassi (1350-1398) behoorde. Voor een kapel in de San Lorenzo schilderde de Maestro di Santa Caterina een reeks fresco’s over het leven van Catharina van Alexandrië. Zij zou een christelijke vrouw zijn geweest die vijftig heidense filosofen en redenaars zou hebben verslagen tijdens een theologisch debat dat was georganiseerd door de keizer Maxentius (306-312). Deze overwinning zou ertoe hebben geleid dat veel van haar opponenten zich tot het christendom bekeerden. Maxentius liet haar vervolgens martelen en veroordeelde haar tot de dood door radbraken. Zodra ze echter het rad aanraakte, brak het in stukken uiteen. De keizer liet haar daarop onthoofden. De fresco’s dateren van de periode 1370-1400.

Dezelfde kunstenaar schilderde voor een apsis in de San Lorenzo een groot fresco van de Doop van Christus. Daaronder zien we kleinere scènes uit het Bijbelboek Daniël. Links en in het midden is de Babylonische koning Nebuchadnezzar II afgebeeld, rechts zien we het feest van de Babylonische prins Belsassar. Helaas ontbreekt het onderste gedeelte van deze schilderingen, maar de kleuren zijn nog (of weer) zeer fris en de details prachtig. Zo zien we op het fresco met Belsassar een tekst op de muur. Dit moet de (Aramese) spreuk Mene mene tekel ufarsin uit Daniël 5:25 zijn. Alleen Daniël kon de woorden lezen en verklaren. Ze kwamen erop neer dat het Babylonische Rijk ten dode opgeschreven was.

Doop van Christus en voorstellingen uit Daniël – Maestro di Santa Caterina.

Tot de tweede groep behoren de fresco’s uit de San Lorenzo die worden toegeschreven aan Bartolomeo en Jacopino da Reggio. Van hen hebben we eerder werk gezien in de kerk van San Giovanni in Canale in Piacenza. Het museum bezit van hen een Drie-eenheid, die door het verlies van de linker helft wel gereduceerd is tot een Twee-eenheid, en een Kroning van de Maagd. Deze fresco’s dateren van 1355-1360. Ook een Viering van de Mis (zie hierboven) wordt aan Bartolomeo en Jacopino toegeschreven. Dit fresco heeft enkele prachtige details. Let op de zingende monniken: hun monden zijn geopend en in het psalmenboek zijn de woorden en de muzieknoten goed te zien.

Fresco’s Bartolomeo en Jacopino da Reggio.

Pinacoteca

In de Pinacoteca vinden we – uiteraard – meer schilderwerk. Het absolute hoogtepunt en de trots van het museum is een tondo van de Florentijnse schilder Sandro Botticelli (ca. 1445-1510). Daarop zien we de Maagd Maria haar zoon, het kindje Jezus, vereren, samen met de jonge Johannes de Doper (San Giovannino in het Italiaans). Op de achtergrond zijn twee rozenstruiken en een landschap met bergen zichtbaar. Het schilderij komt uit het Castello di Bardi, een kasteel zo’n veertig kilometer ten zuiden van Piacenza dat toebehoorde aan de Piacentijnse familie Landi.

Madonna met Kind en Johannes de Doper – Sandro Botticelli.

De tondo wordt in 1642 voor het eerst genoemd in een document, dus de geschiedenis van het werk voor die tijd is onbekend en er is ook nergens een opdracht aan Botticelli bewaard gebleven. Vanwege de grote gelijkenissen met andere werken van Botticelli, zoals de Madonna del Magnificat in Florence en de Madonna del Libro in Milaan, wordt echter algemeen aangenomen dat de tondo in het Palazzo Farnese van de grote Florentijnse meester is. Het werk wordt op 1475-1480 gedateerd en het ronde frame wordt toegeschreven aan het atelier van Giuliano da Maiano (ca. 1432-1490). Het kasteel van Bardi werd in 1860 staatseigendom, waarna de tondo op verzoek van de burgemeester van Piacenza aan de gemeente werd overgedragen.

Aanbidding der Wijzen – Simone dei Crocifissi.

Eveneens onderdeel van de Pinacoteca zijn zeventien kleine schilderijen uit de Rizzi-Vaccari-collectie. Het gaat om paneelschilderingen die eind 2006 door twee leden van de familie Rizzi aan de musea van het Palazzo Farnese werden geschonken. De collectie is bij elkaar gebleven en in een aparte zaal tentoongesteld. Hier kunnen we onder meer een Madonna met Kind en engelen bewonderen die wordt toegeschreven aan Sano di Pietro (1405-1481) uit Siena. Zelf vond ik vooral een Aanbidding der Wijzen, toegeschreven aan Simone dei Crocifissi (ca. 1330-1399), erg mooi.

In de Pinacoteca hangt ook een aantal modernere werken. Een goed voorbeeld is een enorm schilderij van Ilario Spolverini (1657-1734) uit Parma waarop is te zien hoe Jozua de zon stilzet bij Gibeon. Deze gebeurtenis is beschreven in Jozua 10:12:

“’Zon, sta stil boven Gibeon,
Maan, blijf staan boven de vlakte van Ajjalon.’
En de zon stond stil
en de maan bleef staan,
tot Israël zijn vijanden had afgestraft.” (NBV)

Vervolgens verpletterde Jozua met behulp van de Heer de Amorieten. Spolverini maakt zijn paneelschildering in de periode 1721-1726 in opdracht van Dorothea Sophia van Neuburg. Zij was eerst getrouwd met Odoardo Farnese en vervolgens met diens halfbroer Francesco Farnese. Uit haar eerste huwelijk werd in 1692 Elisabetta Farnese geboren, de vrouw die er door haar huwelijk met Koning Philips V van Spanje voor zorgde dat haar zoon Karel van Bourbon in 1731 hertog van Parma en Piacenza kon worden. Dat verhaal is hierboven reeds verteld en Elisabetta komt nog terug bij de bespreking van de Fasti Farnesiani.

Jozua zet de zon stil bij Gibeon – Ilario Spolverini.

Fasti Farnesiani

Paus Paulus III (Alessandro Farnese) – Sebastiano Ricci.

Bij de Fasti Farnesiani denkt men wellicht aan de fasti consulares of de fasti triumphales, Romeinse lijsten met de namen van consuls en generaals die een triomftocht hadden verdiend. Die lijsten werden op het Forum Romanum in Rome gevonden tijdens opgravingen waartoe kardinaal Alessandro Farnese de opdracht had gegeven. Hij was dus niet de Alessandro Farnese die een zoon van Margaretha van Oostenrijk was, maar een oom van hem (de oudere broer van zijn vader). Wellicht dat Ranuccio II, hertog van Parma en Piacenza tussen 1646 en 1694, aan de vondst van de fasti in Rome moest denken toen hij opdracht gaf voor de Fasti Farnesiani, maar zeker weet ik het niet. Het Latijnse woord fastus heeft ook nog een tweede betekenis: ‘trots’ of ‘hooghartigheid’. Het gaat bij de Fasti Farnesiani om een reeks schilderijen waarop de grootste daden van leden van de familie Farnese te zien zijn, daden waarop de familie trots kon zijn. Ranuccio II koos twee Farneses uit die verwarrend genoeg allebei Alessandro Farnese heetten. De eerste was Paus Paulus III (1534-1549), de man die ook verantwoordelijk was voor de creatie van het hertogdom Parma en Piacenza in 1545. De tweede was de genoemde zoon van Margaretha van Oostenrijk, een beroemd veldheer.

In totaal werden er 19 schilderijen over Paus Paulus III gemaakt. Allemaal zijn ze van de hand van Sebastiano Ricci (1659-1734). Ricci schilderde ook enkele werken met de heldendaden van de veldheer Alessandro Farnese als thema, maar de meeste van de 23 panelen werden door Giovanni Evangelista Draghi (1654-1712) gemaakt. We zien onder meer hoe Paus Paulus het ontwerp voor het kasteel van Piacenza goedkeurt. Dit kan niet het Palazzo Farnese zijn, maar moet slaan op een kasteel dat Pier Luigi Farnese, de eerste hertog van Parma en Piacenza wilde bouwen. Hij was een zoon die Paulus had verwekt toen hij nog kardinaal was. Pier Luigi werd in 1547 vermoord en het kasteel werd nooit verwezenlijkt. Verder zien we hoe Paus Paulus vrede sticht tussen de eeuwige rivalen Keizer Karel V en Koning Frans I van Frankrijk. Van veldheer Alessandro Farnese krijgen we onder meer te zien hoe hij het commando over het Leger van Vlaanderen op zich neemt en hoe hij Antwerpen verovert, zijn belangrijkste prestatie. De beide schilderijencollecties zijn niet compleet: Karel van Bourbon nam alles mee naar Napels en slechts een deel ervan kwam later terug in Piacenza. De lege plekken zijn nu opgevuld met fotografische reproducties.

Fasti Farnesiani met originele werken en fotografische reproducties.

Er is nog een derde serie Fasti Farnesiani. Ditmaal werden de schilderijen gemaakt in opdracht van Francesco Farnese, die tussen 1694 en 1727 over het hertogdom regeerde. Toen zijn stiefdochter Elisabetta Farnese in 1714 met Koning Philips V van Spanje trouwde, huurde Francesco de al genoemde schilder Ilario Spolverini om een reeks paneelschilderingen te vervaardigen. Deze werden in de periode 1717-1719 afgeleverd. Helaas is de collectie verdeeld over Piacenza, Parma en het door Karel van Bourbon gebouwde Paleis van Caserta, waar de koningen van Napels en Sicilië woonden.

Koetsenmuseum

Hoewel we ons er niet veel van voorgesteld hadden, bleek het Museo delle Carrozze verrassend interessant te zijn. Het gaat om een collectie van enkele tientallen koetsen uit de achttiende en negentiende eeuw. Het verhaal van het museum begint in 1948, het jaar waarin graaf Silvestro Brondelli di Brondello dertig van zijn oom geërfde koetsen aan de gemeente Piacenza schonk. Vervolgens kwamen er van verschillende kanten koetsen bij, en na een gedeeltelijk openstelling in 1990 kon het koetsenmuseum in 1998 definitief open gaan. We zien er vele verschillende types koetsen: snel, langzaam, voor begrafenissen, voor de brandweer, voor vervoer over het ijs. Het Museo delle Carrozze bevindt zich in het souterrain van het Palazzo Farnese.

Museo delle Carrozze.

Archeologisch museum

Het beroemdste voorwerp in het verder niet heel bijzondere archeologisch museum is een bronzen schapenlever uit de tweede of eerste eeuw voor onze jaartelling. Deze staat bekend als de Fegato Etrusco. Aan de hand van een échte schapenlever konden Etruskische ingewandenschouwers – haruspices – de wil van de goden aflezen en daarmee de toekomst voorspellen. De Fegato Etrusco werd in 1877 in Gossolengo, niet ver van Piacenza, gevonden.

Bronzen schapenlever (Fegato Etrusco).

Langs de randen van de lever zijn de namen van zestien goden te lezen die verband houden met de hemel, het water, de aarde en de onderwereld. Nu is er nog veel onbekend over de Etruskische religie, maar enkele namen zijn te koppelen aan Griekse en Romeinse goden. Zo is Tinia de oppergod en gelijk te stellen aan Zeus/Jupiter, en kunnen we in de namen Uni en Neth ook die van Juno en Neptunus lezen. Op het binnenste gedeelte komen we deels dezelfde namen tegen. Dit gedeelte is weer opgedeeld in een pars familiaris en een pars hostilis. Als er op de echte schapenlever tekenen op de pars familiaris werden aangetroffen, was dat gunstig. Tekenen aan de ‘vijandelijke’ kant waren uiteraard ongunstig. Ik kende de Fegato Etrusco al uit het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, dat een kopie bezit.

Ik heb nu zeven van de negen musea besproken en laat het bij het noemen van de laatste twee. Het gaat om een glas- en keramiekmuseum en een museum gewijd aan de Risorgimento, de Italiaanse eenwording in de negentiende eeuw. Ongetwijfeld zijn ook daar interessante dingen te zien, maar we waren even een beetje museum-moe en hebben ze dus overgeslagen. Ongetwijfeld komen we nog eens terug in Piacenza.

Bronnen: Evert de Rooij, Emilia-Romagna, p. 15-16, de website van de gemeente Piacenza, de website en informatieborden van het Palazzo Farnese en het Italiaanse Wikipedia.

4 Comments:

  1. Pingback:Piacenza: Palazzo Gotico en Piazza dei Cavalli – – Corvinus –

  2. Pingback:De Romeinse Koningstijd: de Etrusken en hun invloed op Rome (ca. 900-509 BCE) – – Corvinus –

  3. Pingback:Parma: Teatro Farnese – – Corvinus –

  4. Pingback:Parma: Biblioteca Palatina – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.