In 2018 opende het museum Classis Ravenna zijn deuren in een oude suikerfabriek (zuccherificio). De fabriek was in 1982 gesloten en kreeg dankzij het museum een tweede leven. Zoals de Italiaanse naam van het museum – Museo della Città e del Territorio – al aangeeft, vertelt Classis Ravenna het verhaal van de stad Ravenna en het gebied daaromheen. Dit verhaal loopt van de wortels van Ravenna als pre-Romeinse nederzetting in de zesde eeuw voor onze jaartelling tot aan de middeleeuwen. Het museum staat in Classe, ooit een zelfstandig stadje met eigen muren en prachtige monumenten, maar thans een frazione van Ravenna. Uiteraard wordt in Classis Ravenna ook volop aandacht aan Classe besteed, met een speciale rol voor de twee eeuwen geleden afgebroken basiliek van San Severo. Tussen Ravenna en Classe lag een nederzetting of voorstad die Caesarea werd genoemd. Ook deze wordt in het museum niet vergeten.
Ravenna in het Romeinse Rijk
Sporen van het pre-Romeinse Ravenna bestaan voornamelijk uit Etruskische voorwerpen die teruggaan tot de zesde en vijfde eeuw BCE, en uit Grieks en Italiaans aardewerk van een paar eeuwen later. Hoewel deze sporen wijzen op bewoning, wisten Romeinse auteurs zelf eigenlijk niet wat de etnische achtergrond van de inwoners was. Thessaliërs uit Griekenland, Umbriërs, Sabijnen en Keltische Boii werden allemaal genoemd door auteurs als Strabo, Plinius de Oudere en Ptolemaeus. Het is niet uitgesloten dat verschillende kleinere nederzettingen door verschillende stammen of volkeren bewoond werden. In de derde eeuw BCE verschenen vervolgens de Romeinen op het toneel in wat door hen Gallia Cisalpina werd genoemd. Ze stichtten er in 268 BCE de Latijnse kolonie Ariminum (tegenwoordig Rimini) en bouwden waarschijnlijk niet veel later ook een fortificatie bij Ravenna. Archeologisch onderzoek heeft namelijk een Romeinse stadsmuur uit de tweede helft van de derde eeuw BCE blootgelegd.
Romeins Ravenna werd gesticht in moerassig gebied. Het lag net ten noorden van een lagune en werd omringd door de rivieren de Padenna en de Lamone. Door de nederzetting zelf stroomde in elk geval vanaf de eerste eeuw BCE een kanaal, de Fossa Amnis of Lamisa. Groot en belangrijk was Ravenna zeker nog niet: het wordt pas in diezelfde eerste eeuw BCE voor het eerst in de bronnen genoemd. In 132 BCE werd het stadje met het veel belangrijkere Ariminum verbonden door middel van de Via Popilia. Kort na 49 BCE kregen de inwoners Romeins burgerrecht en kreeg Ravenna zelf de status van municipium. Gaius Julius Caesar verbleef in Ravenna in de dagen voordat hij de rivier de Rubicon overstak en daarmee een burgeroorlog ontketende die de Romeinse Republiek ten val bracht. Volgens zijn biograaf Suetonius bezocht Caesar het theater en inspecteerde hij de plek waar hij een gladiatorenschool wilde bouwen.[1] Op een reconstructie van Ravenna in het museum zijn een theater net binnen en een arena net buiten de stadsmuren te zien.
Ravenna werd tijdens de lange regering van keizer Augustus (27 BCE-14 CE) pas echt op de kaart gezet. De eerste echte Romeinse keizer maakte van de stad een van de twee vlootbases in Italië (de andere was bij Misenum in Campania). Volgens de zesde-eeuwse historicus Jordanes, die zich baseerde op Cassius Dio (derde eeuw), bestond de vloot te Ravenna uit 250 schepen. Deze werden bemand door misschien wel 10.000 zeelieden die onder commando van de praefectus classis stonden. Velen van hen zullen gewoond hebben bij wat later Classe zou worden (vernoemd naar de vloot, de classis). Classe kwam vanaf de tweede eeuw tot ontwikkeling. Aangenomen wordt dat Ravenna over twee havens beschikte, een ten noordoosten van de stad, en een ten zuiden, bij de lagune. Bij de eerstgenoemde haven stond een beroemde vuurtoren, genoemd door Plinius de Oudere. Als vlootbasis was Ravenna van groot militair belang, waarbij de vloot zich in de eerste plaats richtte op het bestrijden van piraterij in de Adriatische Zee. Dankzij de handel over die zelfde zee bloeide ook de economie van de stad.
Toen de Griekse historicus Strabo Ravenna aan het begin van de eerste eeuw bezocht, trof hij een soort Venetië aan: een stad gebouwd op palen en doorsneden met kanalen.[2] Het lijdt geen enkele twijfel dat Ravenna in de eerste eeuwen van het Romeinse Rijk flink groeide. Augustus zelf liet een kanaal langs de stad graven dat de Fossa Augusta wordt genoemd en een belangrijke commerciële verbindingsweg met de rivier de Po vormde. De stadsmuren uit de Republikeinse periode werden nu niet meer gebruikt omdat Italië veilig werd geacht. Ze werden deels afgebroken en deels verwaarloosd, terwijl de nederzetting zich uitbreidde tot buiten de muren. Een voormalige poort werd in het jaar 42 omgebouwd tot een triomfboog voor keizer Claudius (41-54); deze Porta Aurea werd in 1582 door de Fransen afgebroken. Onder keizer Trajanus (98-117) kreeg Ravenna een aquaduct dat de stad van schoon water moest voorzien. Ongetwijfeld waren er ook baden en wellicht een circus.
In het museum zijn vele voorwerpen te bewonderen die een beeld geven van Ravenna in het Romeinse Rijk. Van de laat-Republikeinse periode dateert bijvoorbeeld een (helaas beschadigd) mozaïek waarop twee naakte boksers te zien zijn (midden eerste eeuw BCE; zie hierboven). Een plausibele interpretatie is dat het om een bokswedstrijd uit het verhaal van de Argonauten gaat. De staande bokser, duidelijk de overwinnaar, zou de Argonaut Pollux kunnen zijn, de verslagen bokser de Bithynische koning Amycus (de letters CVS zijn nog net te lezen). Door middel van een projectie maakt het museum duidelijk hoe het mozaïek er oorspronkelijk uitgezien kan hebben. Van latere datum zijn een (kopie) van een marmeren reliëf waarop keizer Augustus is te zien (afbeelding hieronder) en het marmeren hoofd van de godin Fortuna (afbeelding rechts). Het reliëf maakte deel uit van een monument dat vergeleken wordt met het Ara Pacis te Rome. Het dateert vermoedelijk van de regeerperiode van de al genoemde keizer Claudius. Het hoofd van Fortuna dateert van de eeuw daarna. Het werd gevonden in Classe en maakte deel uit van een tempel.
Uiteraard is er veel aandacht voor het verleden van Ravenna als vlootbasis en maritiem handelscentrum. Op de grafsteen van de optio Capitus uit de tweede of derde eeuw is bijvoorbeeld de uitrusting van een vlootsoldaat te zien. Capitus diende op het oorlogsschip (liburna) de Aurata. Op de grafsteen van Publius Longidienus uit de eerste eeuw zien we vervolgens hoe de overledene een schip bouwt. Goederen werden in de Oudheid vooral in amforen vervoerd, de zeecontainers van die tijd. In Classis Ravenna heeft men een aardige collectie van zulke amforen opgebouwd.
Ravenna als hoofdstad van het West-Romeinse Rijk
Aan de bloeiperiode van Ravenna kwam in de derde eeuw een einde. Hierbij speelden waarschijnlijk verschillende factoren een rol, waaronder de algehele malaise die bekendstaat als de Crisis van de Derde Eeuw. Deze kan worden samengevat als: interne instabiliteit, invasies van buitenaf en verwoestende epidemieën. De vloot bij Ravenna verdween niet, maar werd drastisch ingekrompen en raakte haar belang kwijt. Door gebrekkig onderhoud verziltten de lagune en de havens. Ravenna werd gereduceerd tot een provinciestad. Maar wel een provinciestad met potentie. De redding kwam in het jaar 402, toen de West-Romeinse keizer Honorius (395-423) de hoofdstad van het West-Romeinse Rijk verplaatste van Milaan naar Ravenna. Er waren meerdere redenen om van Ravenna de sedes imperii of keizerlijke residentie te maken. De stad was waarschijnlijk beter te verdedigen vanwege haar ligging tussen de moerassen en tegelijkertijd goed te bevoorraden over zee. Bovendien maakte de ligging aan zee goede contacten mogelijk met Constantinopel, waar de veel machtigere keizer van het Oost-Romeinse Rijk zetelde, aanvankelijk Honorius’ oudere broer Arcadius (395-408).
Een derde reden kan zijn geweest dat Ravenna werd gezien als een tabula rasa waarop een nieuwe christelijke stad gesticht kon worden, zoals Constantijn de Grote (306-337) met Byzantium/Constantinopel had gedaan. De verplaatsing van de keizerlijke zetel naar Ravenna leidde dan ook tot een ware bouwhausse. De stad kreeg opnieuw muren (onduidelijk is precies wanneer), die een lengte van 4,5 kilometer hadden en een gebied van 166 hectare omsloten. Ter vergelijking: de eerdere muren uit de Republikeinse tijd hadden een gebied van slechts 33 hectare omsloten, al was de stad in de vroege keizertijd al uit dit veel te strakke jasje gegroeid. Als keizerlijke residentie kreeg Ravenna uiteraard een paleis en een munt, terwijl mogelijk al voor de verhuizing een kathedraal was gebouwd, de Basilica Ursiana. Honorius liet zelf in Caesarea een kerk gewijd aan de heilige Laurentius verrijzen, de in 1553 afgebroken San Lorenzo. Zijn halfzuster Galla Placidia was verantwoordelijk voor de nog altijd bestaande San Giovanni Evangelista. Ook het naar Galla genoemde mausoleum staat nog steeds fier overeind (ze werd er overigens nooit in begraven).
Ondanks dat Ravenna nu het keizerlijke hof huisvestte en voorzien werd van fraaie monumenten, zal het aantal inwoners niet boven de 10.000 zijn uitgekomen. Valentinianus III (425-455), de zoon van Galla, verplaatste de keizerlijke zetel rond 450 weer naar Rome, de oude hoofdstad van het Romeinse Rijk, de residentie van de paus en de plek waar zowel zijn moeder als zijn oom Honorius waren begraven (de laatste in een mausoleum naast de oude Sint Pieter). In het museum vinden we uit deze periode onder meer een (kopie van) een porfieren standbeeld van een keizer. Een mogelijkheid is dat het beeld Honorius moest voorstellen, maar omdat het thans geen hoofd meer heeft, is het feitelijk niet meer te identificeren. Een ander interessant voorwerp is een reconstructie van het keizerlijk paleis van Ravenna (zie de afbeelding hierboven). Dit stond ten zuiden van de huidige kerk van Sant’Apollinare Nuovo. In feite was het paleis een omgebouwde Romeinse villa die eerder buiten de stadsmuren had gelegen, maar dankzij de nieuw muren opeens in het hart van Ravenna lag. Het paleis had in elk geval een grote binnenplaats, een audiëntiezaal en een triclinium of eetzaal.
Ravenna: ‘barbaren’ en ‘Byzantijnen’
In 476 zette de aanvoerder van de Germaanse foederati, een zekere Odoaker, de laatste West-Romeinse keizer, het jongetje Romulus Augustulus, af. Hij riep zichzelf uit tot Koning van Italië en stuurde de keizerlijke regalia terug naar de Oost-Romeinse keizer Zeno in Constantinopel. Odoaker heerste over Italië tot 489, toen de Ostrogotische koning Theoderik met de zegen van Zeno het Italiaanse schiereiland binnenviel. In 490 verschanste Odoaker zichzelf in Ravenna, dat vervolgens zo’n drie jaar lang door Theoderik belegerd werd. In 493 werd een overeenkomst gesloten, die erin voorzag dat Odoaker en Theoderik gezamenlijk over Italië zouden heersen. De laatstgenoemde hield zich echter niet aan de afspraken. Tijdens een banket in het paleis zou hij zijn tegenstander eigenhandig vermoord hebben.
Ondanks deze barbaarse daad toonde Theoderik zich een rechtvaardig en tolerant heerser. Hij vestigde zich in het voormalige keizerlijk paleis in Ravenna (hierboven reeds genoemd) en maakte van de stad zijn hoofdstad. Anders dan zijn Romeinse voorgangers bemoeide Theoderik zich nauwelijks met Rome, dat hij overliet aan de Senaat en de paus. Hij bezocht de Eeuwige Stad slechts één keer, in 500. Ravenna daarentegen werd grondig gerestaureerd (o.a. het aquaduct van Trajanus) en kwistig van nieuwe monumenten voorzien. Onder Theoderik kreeg Ravenna een Ariaanse kathedraal en een Ariaans baptisterium, want de Ostrogoten hingen niet de officiële orthodoxe christelijke leer over de aard van Christus aan, maar die van de ketter Arius. Ook de al genoemde kerk van Sant’Apollinare Nuovo werd tijdens de regering van Theoderik gebouwd en was aanvankelijk een Ariaanse kerk. Ten slotte verrees buiten de stadsmuren het mausoleum van de grote koning. Oorspronkelijk moet het praktisch aan zee hebben gestaan, maar tegenwoordig bevindt de Adriatische Zee zich, als gevolg van bijna vijftien eeuwen van sedimentatie, zo’n acht kilometer verder naar het oosten.
Het museum bezit een mooi mozaïek afkomstig uit het paleis van Theoderik. Het dateert van het begin van de zesde eeuw en sierde een kamer in de zuidvleugel. In het mozaïek zijn verschillende soorten marmer verwerkt en het is nog bijna helemaal intact. Dat geldt overigens niet voor het paleis van Theoderik zelf. Hoewel naast de Sant’Apollinare tegenwoordig nog een bouwwerk te zien is dat in het Italiaans het Palazzo di Teodorico wordt genoemd, gaat het hier zeer waarschijnlijk om de gevel van de kerk van San Salvatore uit de achtste eeuw.
Na de dood van Theoderik in 526 ging het snel bergafwaarts met de Ostrogoten in Italië, die maar 5-10 procent van de bevolking vormden en mede vanwege hun Ariaanse geloofsovertuiging steeds minder gepruimd werden. De nieuwe Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) lanceerde in 535 een militaire operatie om Italië te heroveren. Deze zogenaamde ‘Gotische oorlog’ duurde formeel tot 554, maar al in 540 slaagden de Oost-Romeinen of ‘Byzantijnen’ onder generaal Belisarius erin Ravenna in te nemen. Zo’n tien jaar later werd de eerste exarchos benoemd, de civiele en militaire gouverneur van de Oost-Romeinse bezittingen in Italië, met Ravenna als hoofdstad. De exarchen vestigden zich in het paleis van Theoderik. Het Exarchaat van Ravenna heeft tot 751 bestaan, toen Ravenna werd ingenomen door de Longobarden. Nog tijdens de regering van Justinianus werden twee van de belangrijkste kerken van Ravenna gebouwd en gewijd. Dit waren de kerk van San Vitale in Ravenna zelf in 547 en de kerk van Sant’Apollinare in Classe in 549. In 553 werd de bisschop van Ravenna opgewaardeerd tot een aartsbisschop.
Het museum besteedt veel aandacht aan een kerk die iets later in Classe werd gebouwd en die als het laatste grote monument van Ravenna uit de Late Oudheid geldt. Het gaat om de kerk van San Severo, gewijd aan de eerste bisschop van Ravenna die als een historische figuur kan worden beschouwd.[3] De San Severo stond nog net binnen de muren van Classe. Ze werd gebouwd door de aartsbisschoppen Peter III (570-578) en Johannes II (578-595), en in 582 gewijd. Eerder stond op deze plek een Romeinse villa, waarvan de geschiedenis mogelijk teruggaat tot de eerste eeuw BCE. De villa was voorzien van privé baden, waarvan overblijfselen zijn teruggevonden. In de vierde of vijfde eeuw werd vervolgens een kapel gebouwd waarin het lichaam van Severus werd bijgezet. Bij de bouw van de San Severo in de zesde eeuw bleef deze kapel behouden. In het museum staat een schaalmodel van de basiliek waarop de kapel goed te zien is, met een apsis gericht op het westen (die van de basiliek is gericht op het oosten).
Naast de San Severo werd in de negende eeuw een Benedictijns klooster gebouwd. In 967 verbleef de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Otto I, hier tijdens een bezoek aan Ravenna. De Benedictijnse monniken werden in de dertiende eeuw vervangen door Cisterciënzers, maar in de vijftiende eeuw werd het klooster opgeheven. In 1820 werd ook de San Severo zelf, inmiddels zeer bouwvallig geworden, afgebroken. Dankzij verschillende opgravingen tussen 1964 en 2016 hebben we nu een goed beeld van hoe de kerk eruit moet hebben gezien. In het museum zijn naast het genoemde schaalmodel ook overblijfselen van de vloermozaïeken te zien. Zeer mooi is een mozaïek met een afbeelding van een eend.
Het einde van Ravenna
In 568 viel het Germaanse volk de Longobarden onder koning Alboin Italië binnen. Het schiereiland was nog nauwelijks bekomen van de Gotische oorlog en de pestepidemie die vanaf 543 had huisgehouden. Tot aan zijn dood in 572 slaagde Albion er dan ook in grote delen van Italië onder de voet te lopen, waarbij grosso modo de kustgebieden en steden als Napels, Ravenna en Rome in Oost-Romeinse handen bleven. Hoewel Ravenna behouden bleef, werd Classe omstreeks 579 geplunderd door de Longobarden. Vermoedelijk met het oog op de Germaanse dreiging was al eerder om het onbeschermd liggende Caesarea een palissade gebouwd.
Omstreeks de eeuwwisseling was een patstelling bereikt die bijna twee eeuwen zou duren. Pas in 751 wisten de Longobarden onder hun koning Aistulf Ravenna eindelijk te veroveren, nadat ze zo’n dertig jaar eerder al Classe hadden verwoest. Ze konden echter niet lang van hun succes genieten. Paus Stephanus II (752-757) had zich inmiddels tot Pepijn de Korte gewend, de koning van de machtige Franken. Pepijn bleek gaarne bereid de paus te hulp te schieten. In 755 kwam Ravenna onder het gezag van de Heilige Vader. Een hoofdstad of residentie van een belangrijke heerser zou de stad nooit meer zijn.
Dit is zo ongeveer het punt waarop Classis Ravenna – Museo della Città e del Territorio het verhaal van Ravenna afbreekt. Het is ook het moment waarop de bezoeker, verrijkt met alle opgedane kennis, Ravenna in wil trekken om te zien wat er allemaal nog over is uit de Romeinse, Gotische of Byzantijnse tijd. Gelukkig is er veel bewaard gebleven, vooral als het gaat om religieuze gebouwen uit de vijfde en zesde eeuw. Maar er is ook veel verdwenen. Daarbij doel ik niet alleen op architectuur, maar ook op de toenmalige geografie van de stad. De lagune is bijvoorbeeld al lang geleden opgedroogd en van de rivieren de Padenna en de Lamone is ook niets meer over. Waar ooit de Fossa Augusta stroomde (al verdwenen in de tijd van Theoderik), loopt nu de lange Via di Roma. En zoals al eerder in deze bijdrage geconstateerd: de zee bevindt zich thans zo’n acht kilometer oostelijker. Al rond het jaar 1000 was Ravenna geen kuststad meer. Gelukkig is er dan nog dit museum, dat ons laat zien hoe alles vroeger was.
Bronnen
- Deborah Mauskopf Deliyannis, Ravenna in Late Antiquity;
- Website Classis Ravenna;
- Website Ravenna Turismo.
Noten
[1] Suetonius, Julius Caesar 31.
[2] Strabo, Geographika 5.1.
[3] Severus was actief in de jaren 340. Volgens de overlevering was Apollinaris de eerste bisschop van Ravenna geweest. Hij zou een leerling van Petrus zijn geweest en tussen 69 en 79 de marteldood zijn gestorven. Ravenna kreeg in werkelijkheid waarschijnlijk pas in de late tweede eeuw een christelijke gemeenschap.
Pingback:Ravenna: Domus dei Tappeti di Pietra – – Corvinus –
Pingback:Ravenna: TAMO – – Corvinus –
Pingback:Classis Ravenna – the history of a fascinating city – – Corvinus –
Pingback:Ravenna: Museo Arcivescovile – – Corvinus –
Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 311-312 – – Corvinus –