Florence: San Lorenzo

De San Lorenzo. Rechts zien we, van links naar rechts, de koepel van de Cappella dei Principi, de klokkentoren en de koepel van de Nieuwe Sacristie.

De basiliek van San Lorenzo behoort tot de oudste en bekendste kerken van Florence. De kerk is direct herkenbaar aan haar onvoltooide gevel en de enorme koepel van de kapel achter het koor, de befaamde Cappella dei Principi. Waarschijnlijk is er geen kerk in Florence die meer verbonden is met de familie De’ Medici, die in de vijftiende eeuw een groot deel van de kosten van de herbouw van de San Lorenzo op zich nam. In de beide sacristieën van de basiliek staan prachtige grafmonumenten voor belangrijke familieleden, die vanaf de zeventiende eeuw gecomplementeerd werden door evenzo fraaie monumenten voor de groothertogen van Toscane in de Kapel van de Prinsen. Wie het volledige complex van San Lorenzo wil bezoeken heeft twee kaartjes nodig. Een kaartje geeft toegang tot de basiliek, de Oude Sacristie, het klooster naast de kerk, de schatkamer en de crypte. Met een ander kaartje betreedt men de Medici-kapellen – Cappelle Medicee –, waarmee de Nieuwe Sacristie en de Cappella dei Principi bedoeld zijn. Ook de beroemde Biblioteca Medicea Laurenziana is onderdeel van het grote complex, dat zich het beste laat bewonderen vanaf een hoge plek, bijvoorbeeld de campanile van Giotto.

Geschiedenis

Volgens de overlevering gaat de geschiedenis van de San Lorenzo terug tot de vierde eeuw. In 393 of 394 verbleef Sint Ambrosius, de bisschop van Milaan, in Florence voor de Paasviering en bij die gelegenheid zou hij de basiliek hebben gewijd aan de populaire martelaar Laurentius, die in 258 werd geroosterd boven een vuurtje. Bij de wijdingsplechtigheid zou Sint Zenobius (San Zanobi) aanwezig zijn geweest, die traditioneel als de eerste bisschop van de stad wordt beschouwd. Hij stierf tussen 417 en 429 en gold vervolgens lange tijd als een van de belangrijkste beschermheiligen van Florence. Zijn overblijfselen werden bewaard in de San Lorenzo, die dan ook enkele eeuwen als de kathedraal van de stad werd beschouwd. De basiliek was buiten de stad gebouwd, en vermoedelijk in de negende eeuw werd het beter gevonden de relikwieën van Zenobius naar een kerk binnen de stadsmuren over te brengen. De keuze viel op de Santa Reparata, die vervolgens tot aan de bouw van de Santa Maria del Fiore, de huidige Duomo, als kathedraal van Florence fungeerde.

Het complex van San Lorenzo, bezien vanaf Giotto’s campanile.

De San Lorenzo werd in de elfde eeuw herbouwd (ca. 1045-1060) en vervolgens gewijd door Paus Nicolaas II (1059-1061), de voormalige bisschop van Florence. Begin vijftiende eeuw besloten de aan de San Lorenzo verbonden kanunniken wederom tot een herbouw. Rond 1418 werd begonnen met de verbouwing van het dwarsschip, maar die wilde niet erg vlotten. Een gebrek aan financiële middelen lijkt een belangrijke oorzaak te zijn geweest. De betrokken architect, Filippo Brunelleschi (1377-1446), had bovendien ook andere verplichtingen, waarvan de bouw van de koepel van de Duomo tussen 1420 en 1436 wel de belangrijkste was. Brunelleschi was daarnaast in 1421 ingehuurd door de rijke bankier Giovanni di Bicci de’ Medici (1360-1429), de stichter van de Banco dei Medici. In opdracht van Giovanni bouwde hij de Oude Sacristie (Sagrestia Vecchia) aan het zuidelijke transept van de San Lorenzo, die mede bedoeld was als familiemausoleum. De Oude Sacristie werd in 1428 voltooid, waarna Giovanni er al het volgende jaar te ruste kon worden gelegd, enkele jaren later gevolgd door zijn vrouw Piccarda Bueri (gestorven 1433).

Chiostro dei Canonici. Op de achtergrond de koepel van de Duomo en de campanile van Giotto.

In 1442 kreeg de nieuwbouw van de San Lorenzo een boost toen Cosimo de Oudere (1389-1464), de zoon van Giovanni di Bicci, met een lening van 40.000 florijnen grotendeels de financiering van het project op zich nam. Filippo Brunelleschi stierf in 1446, waarna de leiding over de herbouw werd overgenomen door ofwel zijn leerling Antonio Manetti (1423-1497), ofwel de architect Michelozzo (1396-1472). Manetti was zeker verantwoordelijk voor de bouw van de kruisgang naast de basiliek, bekend als het Chiostro dei Canonici (klooster van de kanunniken). Voor betrokkenheid van Michelozzo pleit dat hij goede contacten had met de Medici’s. Tussen 1444 en 1460 bouwde hij voor Cosimo het Palazzo Medici Riccardi, dat op een steenworp afstand van de San Lorenzo staat. Als jaar van voltooiing van de kerk noemen de bronnen verschillende jaartallen, variërend van 1459 en 1461 tot 1469. In elk geval lijkt het erop dat het werk aan de zijkapellen doorging tot het einde van de vijftiende eeuw. Veel deskundigen zijn van mening dat er na de dood van Brunelleschi nogal wat wijzigingen in zijn ontwerp moeten zijn aangebracht.

Een van de opvallendste kenmerken van de San Lorenzo is de onvoltooide gevel van de basiliek. Er zijn zeker pogingen gedaan haar van een prachtige marmeren gevel te voorzien. Tijdens het pontificaat van Paus Leo X (1513-1521), die was geboren als Giovanni de’ Medici, won de grote architect Michelangelo Buonarroti (1475-1564) een ontwerpwedstrijd en mocht hij de nieuwe façade van de San Lorenzo bouwen. Michelangelo begon vol goede moed in 1518 aan dit project, maar zou nooit verder komen dan het maken van een houten schaalmodel en het zoeken naar geschikt Carraramarmer. Onder meer de dood van Leo X in 1521 maakte een einde aan het project. Dat betekende overigens niet dat Michelangelo geen stempel meer op de San Lorenzo kon drukken. In 1523 trad – na een Nederlands intermezzo – een tweede Medici-paus aan, Clemens VII (1523-1534), die was geboren als Giulio de’ Medici. Voor hem werkte de grote architect aan de Nieuwe Sacristie (Sagrestia Nuova), de tribune aan de binnengevel van de kerk en de Biblioteca Medicea Laurenziana. De dood van de paus maakte wederom een einde aan de werkzaamheden. Na 1534 werkte Michelangelo voornamelijk in Rome.

Tribuna delle reliquie – Michelangelo.

Cappella dei Principi.

Een tweede opvallend kenmerk van de San Lorenzo is de Cappella dei Principi met haar enorme koepel. In kort bestek is de geschiedenis van de kapel als volgt. In 1537 was Cosimo I de’ Medici hertog van Florence geworden. Hij was een telg uit een andere tak van de familie en een afstammeling van een jongere broer van Cosimo de Oudere. Cosimo I werd in 1569 bevorderd tot groothertog van Toscane en moet op enig moment op het idee zijn gekomen een nieuw familiemausoleum te laten bouwen. Bij zijn dood in 1574 was dit idee echter nog niet uitgewerkt. Dat zou pas gebeuren tijdens de regering van zijn zoon Ferdinando I de’ Medici, groothertog tussen 1587 en 1609. Het ontwerp wordt doorgaans toegeschreven aan Giovanni de’ Medici (1567-1621), een buitenechtelijke zoon van Cosimo I. De architect die vervolgens werd aangesteld om de Cappella dei Principi te bouwen, was Matteo Nigetti (ca. 1560/70-1648). Hij begon in 1604 en kreeg mogelijk in het begin assistentie van zijn leermeester Bernardo Buontalenti (ca. 1531-1608). De bouw duurde enkele decennia, waarna nog tot in de negentiende eeuw aan de decoratie van de Cappella dei Principi werd doorgewerkt.

De klokkentoren van de San Lorenzo dateert van de achttiende eeuw. Deze werd in 1740-1741 gebouwd door Ferdinando Ruggieri (1691-1741) in opdracht van Anna Maria Luisa de’ Medici (1667-1743). De toren is 54 meter hoog. Dezelfde Anna Maria Luisa huurde de schilder Vincenzo Meucci (1694-1766) in om het grote fresco aan de binnenzijde van de koepel van de basiliek[1] te schilderen. Meucci’s Glorie van de Florentijnse Heiligen dateert van 1742. Anna Maria Luisa was de laatste rechtstreekse afstammeling van Cosimo I de’ Medici. Ze was de dochter van groothertog Cosimo III, die tussen 1670 en 1723 regeerde. Haar broer Gian Gastone de’ Medici was de laatste groothertog uit Medici-familie. Hij stierf in 1737 kinderloos. Hoewel Cosimo III had gewild dat zijn dochter hem zou opvolgen, konden de Europese mogendheden niet leven met een vrouw op de troon. Een telg uit het Huis van Lotharingen werd de nieuwe groothertog. De Medici-familie raakte hiermee niet alleen de macht in Florence kwijt, met de dood van Anna Maria Luisa in 1743 werden ook de banden met de San Lorenzo doorgesneden.

Interieur van de basiliek.

De basiliek

Grafsteen van Francesco Landini.

De San Lorenzo heeft een mooi en rustig interieur (zie hierboven) dat gedomineerd wordt door de grijze pietra serena, een in Florence en omstreken populaire steensoort. De rust wordt enigszins verstoord door het al genoemde koepelfresco van Vincenzo Meucci, dat bijzonder kleurrijk is. Zuilen verdelen de basiliek in een middenschip en twee zijbeuken. Opvallend is dat de bogen niet direct op de kapitelen van de zuilen rusten, maar op blokken die ‘imposten’ worden genoemd (pulvini in het Italiaans). De kunst in de zijkapellen is niet heel bijzonder. Het interessants vond ik persoonlijk de grafsteen van de Florentijnse componist Francesco Landini, die overleed in 1397. Op de grafsteen is hij afgebeeld met een draagbaar orgeltje.

Het mooiste schilderij in de basiliek is zonder enige twijfel een paneel van de Annunciatie van Filippo Lippi (ca. 1406-1469). De Annunciatie is te vinden in de Cappella Martelli in het zuidelijke dwarsschip. Doorgaans wordt het werk op ca. 1440 gedateerd. De Annunciatie heeft een aantal opvallende kenmerken. Doorgaans zien we alleen de aartsengel Gabriel en de Maagd Maria, maar in dit geval heeft Gabriel gezelschap van twee andere (naamloze) engelen. De compositie is ook apart. Verreweg de meeste Annunciaties tonen Gabriel aan de ene kant en Maria aan de andere, maar op Lippi’s paneel knielt Gabriel iets rechts van het midden, terwijl een deel van zijn been en vleugels verborgen gaan achter een zuil van de loggia waarin het gebeuren plaatsvindt. Ook de lessenaar van Maria wordt deels aan het zicht onttrokken. Aan de rechterzijde is een hapje uit de vloer genomen, waarin een glazen ampul is geplaatst. Kennelijk is deze bedoeld voor de lelie die Gabriel vasthoudt, wellicht zo de Ontvangenis symboliserend. De schilder voorzag zijn werk van een gedetailleerde achtergrond, met een tuin en verschillende gebouwen, waarvan er eentje roze gekleurd is.

Annunciatie – Filippo Lippi.

Annunciatie – Filippo Lippi (detail).

Zeer indrukwekkend zijn ook de twee preekstoelen van de beeldhouwer Donatello (1386-1466). Hij voltooide ze na 1460 en ze gelden als zijn laatste werken. De grote meester was op dat moment al ver in de zeventig was en werd in ruime mate geholpen door assistenten en leerlingen. De preekstoel links is de Pulpito della Passione, die aan de andere zijde de Pulpito della Resurrezione. De Preekstoel van de Passie bestaat uit vijf bronzen panelen, waaraan in de zeventiende eeuw nog twee houten panelen (niet van Donatello uiteraard) werden toegevoegd. We zien achtereenvolgens het Gebed in de Tuin, Christus voor Pilatus en Kajafas, de Kruisiging, de Kruisafneming en de Graflegging. De houten panelen bevatten voorstellingen van de Geseling en van Johannes de Evangelist. De Preekstoel van de Wederopstanding staat – de naam zegt het al – in het teken van de Wederopstanding van Christus. Vreemde eend in de bijt is een paneel met het martelaarschap van Sint Laurentius, al past dat natuurlijk wel bij een aan hem gewijde kerk. Ook deze preekstoel is in de zeventiende eeuw aangevuld met twee houten panelen. Helaas is over de geschiedenis van beide preekstoelen vrijwel niets met zekerheid bekend. Ze zijn in elk geval pas in 1515 in elkaar gezet en staan pas sinds de tweede helft van de zestiende eeuw op zuilen.

Pulpito della Passione (links) en Pulpito della Resurrezione (rechts).

Kruisiging – Donatello.

Marteldood van San Lorenzo – Bronzino.

De Preekstoel van de Passie blokkeert enigszins het zicht op een enorm fresco van het martelaarschap van Sint Laurentius in de linker zijbeuk. Het werd in de periode 1565-1569 geschilderd door Agnolo Bronzino (1503-1572) als een van zijn laatste werken. De schilder was in elk geval dood voordat hij aan een fresco op de tegenoverliggende muur kon beginnen. Het zeer Maniëristische fresco toont ons hoe de heilige Laurentius – zijn edele delen nog net bedekt – op een ijzeren rooster ligt. Rechts zit een eveneens vrijwel naakte beul met een zwaard klaar om hem te onthoofden (de gebruikelijke wijze van executie van een Romeins burger, wat Laurentius immers was). Het fresco is een ware orgie aan naakte lichamen en spieren, waarop drie volledig geklede en bebaarde mannen linksboven nauwelijks opvallen. Het zijn Bronzino zelf, zijn leermeester Jacopo Pontormo (1494-1557) en zijn leerling Alessandro Allori (1535-1607).

Pontormo schilderde in de zestiende eeuw ook fresco’s voor het koor van de San Lorenzo, maar die zijn bij de interventies van Anna Maria Luisa de’ Medici in de achttiende eeuw helaas verloren gegaan. Direct onder de koepel staat een opvallende gele urn op een marmeren grafsteen, waarop de volgende tekst te lezen is:

COSMVS MEDICES
HIC SITVS EST
DECRETO PVBLICO
PATER PATRIAE

VIXIT ANNOS LXXV
MENSES III
DIES XX

Oftewel: “Hier ligt Cosimo de’ Medici, bij openbaar decreet Vader des Vaderlands. Hij werd 75 jaar, drie maanden en twintig dagen.”

Grafsteen van Cosimo de Oudere.

Deze Cosimo de’ Medici is de reeds genoemde en in 1464 gestorven Cosimo de Oudere. De benaming Vader des Vaderlands is zeer opmerkelijk, want Cosimo heerste over Florence puur op basis van zijn fortuin en invloed, niet omdat hij een hoog openbaar ambt bekleedde. Dat gold overigens ook voor zijn opvolgers. In 1465 gaf het stadsbestuur – de Signoria – aan de beeldhouwer Andrea del Verrocchio (1435-1488) de opdracht een grafmonument voor Cosimo de Oudere te maken. Verrocchio vervaardigde de grafsteen en een sarcofaag voor het lichaam van de overledene, maar voor de sarcofaag zullen we de crypte moeten bezoeken. De sarcofaag is in feite een enorme pilaar die de basiliek erboven ondersteunt, zoals Cosimo zelf de Florentijnse staat ondersteunde. In dezelfde crypte vinden we overigens ook het graf van Donatello, voor wie in de basiliek zelf een moderner monument is neergezet.

Sarcofaag van Cosimo de Oudere.

Graf van Donatello.

Van de bezienswaardigheden in de basiliek noem ik ten slotte de tribune van Michelangelo (zie de afbeelding verder naar boven). Deze tribune tegen de binnengevel dateert van ca. 1531-1532 en wordt ook wel de Tribuna delle reliquie genoemd. We zien een balkon met daarachter drie portalen. Achter de deuren worden enkele houders met relikwieën bewaard. Het gaan om voorwerpen die de familie De’ Medici in 1494 kwijtraakte toen zij door de Signoria uit Florence werd verdreven en haar familiepaleis door een razende meute werd geplunderd. Pas in 1512 kon de familie terugkeren. In de jaren die volgden wist zij een aantal voorwerpen terug te krijgen.

Oude Sacristie

De in 1428 voltooide Oude Sacristie (Sagresta Vecchia) is gewijd aan Johannes de Evangelist. Deze wijding komt terug in de decoraties die Donatello voor de sacristie maakte. Vier tondi van beschilderd stucwerk op de pendentieven van de koepel tonen voorstellingen uit het leven van Johannes. In de andere vier tondi zien we de vier evangelisten met hun respectieve symbolen. Ook de decoraties boven de twee portalen in de sacristie zijn van de hand van Donatello. Ze stellen de heiligen Stefanus en Laurentius (links) en de tweelingbroers Cosmas en Damianus (rechts) voor. Zeker Laurentius (Lorenzo) en Cosmas (Cosimo) waren belangrijke heiligen voor de familie De’ Medici. Vele mannelijke familieleden werden naar hen vernoemd. De sacristie heeft een vierkante apsis of scarsella met een eigen koepel. Aan de binnenzijde is een blauwe sterrenhemel geschilderd met een constellatie die zou overeenkomen met de nacht van 4 juli 1442. Zowel deze datum als de betekenis ervan staan ter discussie. De koepelschildering wordt toegeschreven aan Giuliano d’Arrigo, beter bekend als Pesello (1367-1446).

Sagrestia Vecchia.

De opwekking van Drusiana – Donatello.

In het midden van de Oude Sacristie staat onder een marmeren tafel de sarcofaag van Giovanni di Bicci de’ Medici en Piccarda Bueri. De maker van de sarcofaag was waarschijnlijk Andrea Cavalcanti, ook bekend als Buggiano (1412-1462). Hij was de adoptiefzoon van Brunelleschi, de architect van de sacristie. Na de dood van Giovanni di Bicci werd de Medici-dynastie geleid door Cosimo de Oudere, van wie ik de graftombe hierboven al besproken heb. Na zijn dood in 1464 nam zijn zoon Piero de Jichtige (1416-1469) het roer over. Samen met zijn jongere broer Giovanni di Cosimo de’ Medici (1421-1463) werd Piero in de Oude Sacristie begraven. Hun gezamenlijke graftombe is een werk van Verrocchio uit 1472. Piero’s opvolger als hoofd van de familie was zijn zoon Lorenzo il Magnifico (1449-1492). Tijdens Lorenzo’s regering maakte Florence een ongekende bloei door op het gebied van kunst, cultuur en wetenschap. Voor zijn grafmonument moeten we aan de andere zijde van de kerk zijn, in de Nieuwe Sacristie.

Graftombe van Giovanni di Bicci de’ Medici en Piccarda Bueri.

Graftombe van Piero de Jichtige en zijn broer Giovanni.

Nieuwe Sacristie

Sagrestia Nuova.

Michelangelo’s Nieuwe Sacristie (Sagrestia Nuova) is duidelijk gebouwd als tegenhanger van de Brunelleschi’s Oude Sacristie. Het doel van de opdrachtgevers – de Medici-pausen Leo X en vooral Clemens VII – was dan ook een tweede familiemausoleum te creëren. Michelangelo begon in 1520 aan het project en werkte er met tussenpozen aan tot 1534. Daarna vertrok hij naar Rome en zette nooit meer een voet in Florence. Meer dan twee decennia na zijn vertrek kreeg de sacristie pas haar huidige inrichting, toen Giorgio Vasari (1511-1574) en Bernardo Buontalenti in opdracht van hertog Cosimo I alle door Michelangelo en zijn medewerkers vervaardigde grafmonumenten op hun plek zetten. Direct tegenover het altaar staat de graftombe van Lorenzo Il Magnifico en zijn broer Giuliano, die in 1478 was vermoord tijdens de zogenaamde Pazzi-samenzwering. Op het monument staan drie beelden. De Madonna met het Kind het midden is een werk van Michelangelo zelf, terwijl Cosmas (links) en Damianus (rechts) werden gebeeldhouwd door respectievelijk Giovanni Angelo Montorsoli (1507-1563) en Raffaello da Montelupo (1504-1566).

Lorenzo Il Magnifico werd opgevolgd door zijn zoon Piero (1472-1503), die de bijnaam ‘de Onfortuinlijke’ kreeg. Al in 1494 werd hij met de rest van zijn familie uit Florence verbannen door de Signoria. De rest van zijn korte leven deed hij verwoede pogingen terug te keren en de macht in de stad terug te winnen, maar in 1503 verdronk hij in de rivier de Garigliano toen zijn schip met zwaar geschut aan boord kapseisde. Piero vond zijn laatste rustplaats in de abdij van Montecassino en is daarmee een van de weinige Medici die niet in de San Lorenzo zijn begraven. Twee andere voorbeelden zijn verrassend genoeg de opdrachtgevers van de Nieuwe Sacristie, de pausen Leo X en Clemens VII. Leo (Giovanni de’ Medici) was een jongere broer van Piero, terwijl Clemens (Giulio de’ Medici) de natuurlijke zoon van de vermoorde Giuliano was. Beiden werden uiteindelijk niet in hun eigen creatie bijgezet, maar in de Santa Maria sopra Minerva in Rome.

Graftombe van Lorenzo Il Magnifico en zijn broer Giuliano de’ Medici.

Toen hij het idee van de Nieuwe Sacristie ontwikkelde, had Paus Leo X vooral de dood van zijn broer Giuliano de’ Medici (1479-1516) en zijn neef Lorenzo de’ Medici (1492-1519), de zoon van Piero de Onfortuinlijke, in gedachten. Beiden droegen de titel van hertog: Giuliano was door de Franse koning tot hertog van Nemours benoemd en Lorenzo was sinds 1516 hertog van Urbino in de Marche. Qua karakter verschilden Giuliano en Lorenzo sterk van elkaar. De eerstgenoemde was kalm, mild en weinig ambitieus, de laatstgenoemde opvliegend en begerig naar macht.[2] Ondanks Giuliano’s bescheiden karakter beeldde Michelangelo hem op zijn graftombe af in veldheerstenue met bijbehorende commandostaf. De andere twee beelden stellen Dag en Nacht voor. Lorenzo is juist in een denkende pose gebeeldhouwd. De beelden onder hem zijn Dageraad en Schemering.

Graftombe van Giuliano de’ Medici, hertog van Nemours.

Graftombe van Lorenzo de’ Medici, hertog van Urbino.

Cappella dei Principi

Standbeeld van Giovanni dalle Bande Nere – Baccio Bandinelli.

In 1532 ontbond keizer Karel V de Florentijnse Republiek en stelde een hertog aan. De gelukkige was Alessandro de’ Medici (1510-1537), die vermoedelijk de zoon van Paus Clemens VII was. Karel koppelde Alessandro aan zijn eigen buitenechtelijke dochter Margaretha en in 1536 werd het huwelijk tussen de twee voltrokken. Helaas werd Alessandro al het volgende jaar vermoord. Margaretha hertrouwde met Ottavio Farnese, hertog van Parma en Piacenza, terwijl Cosimo I de’ Medici de nieuwe hertog van Florence werd. Vanaf 1569 mocht hij zich zelfs groothertog van Toscane noemen. Deze Cosimo stamde af van Lorenzo de Oudere (ca. 1395-1440), de jongere broer van Cosimo de Oudere. Zijn vader was Giovanni dalle Bande Nere (1498-1526), een beroemde Italiaanse condottiero die stierf in het harnas en voor wie later een monument voor de kerk van San Lorenzo werd opgericht. Giovanni dalle Bande Nere behoort tot de 34 leden van de Medici-familie die in het derde familiemausoleum werden bijgezet, de Cappella dei Principi.

Op de geschiedenis van deze Kapel van de Prinsen ben ik hierboven reeds ingegaan. In de achthoekige kapel bevinden zich zes grafmonumenten voor de groothertogen, te weten Cosimo I (1537-1574), Francesco I (1574-1587), Ferdinando I (1587-1609), Cosimo II (1609-1621), Ferdinando II (1621-1670) en Cosimo III (1670-1723). Voor Gian Gastone (1723-1737), de laatste Medici-groothertog, werd geen grafmonument vervaardigd. Alle monumenten zijn cenotafen: de lichamen van de overledenen werden bijgezet in de crypte onder de kapel. Hoewel alle zes de monumenten een nis voor een beeld van de betreffende groothertog hebben, is die nis maar in twee gevallen gevuld, namelijk bij de monumenten voor Ferdinando I en Cosimo II. De beelden zijn van Pietro Tacca (1577-1640) en aan het beeld van Cosimo werkte ook Tacca’s zoon Ferdinando Tacca (1619-1686) mee. Het kleurenspel in de Cappella dei Principi is prachtig, al zullen sommigen de kapel wellicht protserig vinden. De lijst van voor de kapel gebruikte materialen is in elk geval indrukwekkend. Een informatiebordje noemt porfier, grijs graniet, jaspis, kwarts, lapis lazuli, albast, koraal en parelmoer. Nog tot ver in de achttiende eeuw werd aan de grafmonumenten gewerkt, terwijl de koepelfresco’s van Pietro Benvenuti (1769-1844) tussen 1828 en 1837 werden geschilderd.

Cappella dei Principi.

Cappella dei Principi, linkerzijde.

Cappella dei Principi, rechterzijde, met de standbeelden van Ferdinando I en Cosimo II.

De crypte onder de Cappella dei Principi was aanvankelijk niet van buitenaf toegankelijk. Dat veranderde in 1791, toen groothertog Ferdinando III van Lotharingen een directe ingang vanaf de straat liet maken. Daarop werd een tweede crypte gecreëerd, onder de eerste. De sarcofagen van de Medici werden vervolgens naar deze nieuwe crypte overgebracht, waar ze een gemakkelijke prooi vormden voor dieven. Aan deze onacceptabele situatie kwam pas in 1857 een einde. Na een inspectie van de sarcofagen werden deze allemaal teruggezet in de tweede crypte, precies onder de juiste grafsteen in de crypte daarboven. Vervolgens werd de toegang naar de tweede crypte hermetisch afgesloten.[3] Bezoekers van de Cappella dei Principi kunnen de grafstenen nog steeds bezichtigen. Ze zullen echter tevergeefs zoeken naar het graf van Caterina de’ Medici (1519-1589). Deze dochter van Lorenzo, hertog van Urbino, trouwde met de Franse koning Hendrik II en werd zo koningin van Frankrijk. Drie van haar zonen werden koning van Frankrijk. Caterina vond haar laatste rustplaats niet in de basiliek van San Lorenzo, maar in de beroemde basiliek van Saint-Denis bij Parijs.

Koepelfresco’s van Pietro Benvenuti.

Meer lezen: The Churches of Florence – West – San Lorenzo en Basilica di San Lorenzo (Firenze) – Wikipedia. Voor meer informatie over de familie De’ Medici: Franco Cesati, The Medici. Story of a European Dynasty.

Noten

[1] Dus niet de koepel van de Cappella dei Principi. Die werd beschilderd door Pietro Benvenuti (1769-1844).

[2] Franco Cesati, The Medici. Story of a European Dynasty, p. 56.

[3] Franco Cesati, The Medici. Story of a European Dynasty, p. 135.

One Comment:

  1. Pingback:Florence: Santo Spirito – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.