Montefalco: de fresco’s van Benozzo Gozzoli in de San Francesco

Apsis van de kerk van San Francesco.

Benozzo di Lese di Sandro, tegenwoordig beter bekend als Benozzo Gozzoli (ca. 1421-1497), was een jonge, talentvolle kunstenaar toen hij in 1449 naar Montefalco werd ontboden om daar fresco’s te schilderen. Gozzoli was eind twintig en had ervaring opgedaan als goudsmid toen hij Lorenzo Ghiberti assisteerde bij het vervaardigen van de laatste set deuren van het Baptisterium in Florence. Als schilder had hij Fra Angelico bijgestaan, onder meer bij het beschilderen van het gewelf in een kapel in de kathedraal van Orvieto. In Montefalco zou hij voor het eerst zelfstandig een opdracht uitvoeren.

Benozzo Gozzoli schilderde allereerst een aantal fresco’s voor de kerk van San Fortunato net buiten Montefalco. Deze was kort daarvoor in handen gekomen van Franciscaanse monniken. Het werk, afgerond in 1450, beviel kennelijk zo goed dat de gardiaan van de Franciscanen, Fra Jacopo Mactioli da Montefalco, aan de schilder een veel grotere opdracht verstrekte: Benozzo mocht de apsis van de veertiende-eeuwse kerk van San Francesco in Montefalco decoreren met een frescocyclus over het leven van Sint Franciscus van Assisi (ca. 1181/82-1226), de stichter van de Orde. De schilder begon nog datzelfde jaar aan zijn opdracht en rondde deze in 1452 af. Het resultaat is een schitterende frescocyclus, die volgens mijn reisgids de belangrijkste over Franciscus is na die in Assisi. Gozzoli zal de cyclus in Assisi – toegeschreven aan Giotto of de onbekende Meester van de Legende van Sint Franciscus – zeker gekend hebben en er inspiratie aan hebben ontleend. Op veel punten vertonen de beide cycli overeenkomsten, maar hier en daar ging de jonge Benozzo enthousiast zijn eigen weg.

De Franciscus-cyclus nader bekeken

Voor zijn cyclus koos de schilder ervoor alleen voorstellingen uit het leven en over de dood van de heilige te schilderen. Postume verschijningen en wonderen zijn, anders dan in Assisi, daardoor niet afgebeeld. De cyclus bestaat uit twaalf grote fresco’s die vaak weer onderverdeeld zijn in verschillende verhalen. De fresco’s moeten van links naar rechts en van onder naar boven worden ‘gelezen’, maar de verhalen staan niet in een strakke chronologische volgorde. Zo zou de ontmoeting tussen Franciscus en Dominicus de Guzmán, de Spaanse stichter van de orde van de Dominicanen, in 1215 hebben plaatsgevonden, maar wordt deze gebeurtenis eerder afgebeeld dan de droom van Paus Innocentius III, die de goede man omstreeks 1209 moet hebben gehad. Onder ieder fresco is in een Latijnse tekst aangegeven waar de schilderingen over gaan. Oorspronkelijk maakte ook een glas-in-loodraam deel uit van de cyclus, maar dit is helaas verloren gegaan. Curieus genoeg is de Latijnse tekst die erbij hoorde wel bewaard gebleven (zie onderaan deze bijdrage).

Aankondiging van de geboorte van Franciscus, geboorte van Franciscus en eerbetoon van een eenvoudige man. De naam van opdrachtgever Fra Jacopo Mactioli da Montefalco is in de tekst links te zien.

Op het eerste fresco zien we meteen drie verhalen. Allereerst wordt de geboorte van Franciscus van Assisi aangekondigd aan diens moeder. De boodschapper is een pelgrim, herkenbaar aan zijn staf en reistas. Het gaat echter niet om zomaar een pelgrim: de man is volgens het bijschrift XRO IN FORMA PEREGRINI, Christus in de gedaante van een pelgrim. Links wordt vervolgens Franciscus geboren in een stal. Dit verhaal ontbreekt in de basiliek in Assisi. Het dient om direct duidelijk te maken dat Franciscus als een alter Christus of tweede Christus moet worden beschouwd. De aanwezigheid van een ezel en een os versterkt dat beeld. Rechts zien we het derde verhaal, het eerbetoon van een eenvoudige man, die voor Franciscus zijn mantel over een plas legt. Franciscus is afgebeeld als een knappe jongeman met golvend blond haar en prachtige dure kleren.

Franciscus geeft zijn kleren weg; droom van Franciscus.

Links op het tweede fresco geeft Franciscus deze mooie kleren weg aan een arme soldaat. In het midden verschijnt Christus aan hem in een droom en wijst op het grote gebouw rechts met de vele wapenschilden en vlaggen. Het gebouw lijkt sterk op het Palazzo Vecchio in Florence en stelt, mede door het vele ‘kruisvertoon’ de strijdbare en zegevierende kerk voor. Wat wil Christus van de slapende jongeman? Dat hij op kruistocht gaat, zoals de Britse kunsthistoricus Andrew Graham-Dixon suggereerde toen hij de frescocyclus in de serie Italy Unpacked besprak? Het had gekund, want Jeruzalem was sinds 1187 weer in handen van de moslims. Maar nee, Christus blijkt andere plannen met Franciscus te hebben, en helaas kunnen we die niet zien omdat het glas-in-loodraam met de volgende voorstelling als gezegd verloren is gegaan. Dankzij de wel bewaard gebleven tekst weten we dat we hierop hadden kunnen zien hoe Franciscus in de kleine kerk van San Damiano, ongeveer een kilometer buiten de stadsmuren van Assisi, door Christus aan het kruis werd toegesproken. Christus vertelde de toekomstige heilige dat zijn huis verwoest werd en dat Franciscus het moest herbouwen.

Franciscus doet afstand van zijn wereldse goederen.

Het resultaat van deze miraculeuze gebeurtenis zien we op het derde fresco: Franciscus besluit afstand te doen van zijn wereldse goederen en zich aan God te wijden. Zijn vader, een rijke stoffenhandelaar genaamd Pietro di Bernardone, is het er duidelijk niet mee eens. De man heeft een boze blik op zijn gezicht, draagt de kleren van zijn zoon over zijn linkerarm en heeft een riem in zijn rechterhand om de jongeman een pak slaag te geven. Een prachtig detail is dat helemaal links twee kinderen staan die stenen naar Franciscus willen gooien. Zo ver komt het echter niet, want de bisschop – naamloos, maar waarschijnlijk Guido van Assisi – besluit de naakte jongeman te beschermen door zijn koormantel om hem heen te slaan. Op de achtergrond zien we een stad met gebouwen met loggia’s en Gotische ramen. Het moet om Assisi gaan, maar de gebouwen zijn – anders dan die in Arezzo verderop in de cyclus – vermoedelijk door de schilder zelf verzonnen.

De Maagd Maria wijst Christus op Franciscus en Dominicus.

Het vierde fresco bestaat uit twee delen. In de hemel zit Christus al klaar om speren naar de aarde te slingeren om de mensheid te straffen voor haar zondige gedrag. De Maagd Maria weet dit echter te voorkomen. Ze wijst haar zoon op de aarde, waar in Rome een ontmoeting plaatsvindt tussen de toekomstige heiligen en kerkhervormers Franciscus en Dominicus. De gebeurtenis is zeer waarschijnlijk fictief, maar wordt traditioneel op 1215 gedateerd. Dat betekent dat de ontmoeting tijdens het Vierde Lateraans Concilie zou hebben plaatsgevonden. De hartelijke begroeting tussen de twee mannen, elk gesecondeerd door een ander lid van hun orde, vindt plaats voor een kerk die vrijwel zeker de Sint Pieter moet voorstellen. De belangrijkste hint is de Egyptische obelisk die links naast de kerk staat. Deze was onderdeel van het Circus van Caligula en Nero en werd pas in 1586 naar het plein voor de Sint Pieter verplaatst. Anders gezegd, Benozzo Gozzoli schilderde de situatie zoals die in zijn eigen tijd was.

Droom van Paus Innocentius III; goedkeuring van de Franciscaanse regel door Paus Honorius III.

Op het vijfde fresco droomt Paus Innocentius III (1198-1216) hoe de kathedraal van San Giovanni in Laterano dreigt in te storten. Het gebouw wordt echter gestut door Franciscus. Uiteraard staat de droom symbool voor het verval van de Kerk als institutie, en de paus is er nu ook van doordrongen dat hij daartegen actie moet ondernemen en dat Franciscus hem daarbij behulpzaam kan zijn. Op het tweede deel van het fresco zien we dan ook hoe een paus de Franciscaanse Orde erkent. De paus in beeld is echter niet Innocentius, maar zijn opvolger Honorius III (1216-1227). Feit namelijk is dat de eerstgenoemde in 1209 de tijdelijke (en waarschijnlijk mondelinge) regel van de Franciscanen goedkeurde en de laatstgenoemde de definitieve regel in 1223. Het Latijnse bijschrift duidt de paus aan de rechterkant ook duidelijk aan als Honorius. Ook hier is de frescocyclus, met de sprong vooruit naar 1223, niet strikt chronologisch.

Verdrijving van de duivels uit Arezzo.

Zeer fraai is het zesde fresco, dat de verdrijving van een aantal duivels uit Arezzo laat zien. Franciscus zit geknield en bidt, zijn Franciscaanse metgezel staat en geeft zijn zegen, en de duivels vluchten weg alsof… de duivel hen op de hielen zit. Dat het om Arezzo (Arretium in het Latijn) gaat, blijkt uit het bijschrift en uit de tekst CIVITAS ARETII op de stadsmuren. Volgens experts is de geschilderde stad ook écht Arezzo. De gebouwen zijn niet aan de fantasie van Benozzo Gozzoli ontsproten, maar komen overeen met bestaande, beeldbepalende gebouwen in de stad. Zo zouden we onder meer de Duomo, de kerk van Santa Maria della Pieve en de San Francesco zien. Die laatstgenoemde kerk bestond uiteraard nog helemaal niet tijdens het leven van Franciscus. Een ander aardig detail is dat de Duomo nu binnen de stadsmuren staat. In de tijd van Franciscus stond het gebouw echter op de Colle del Pionta buiten Arezzo, en zo heeft Giotto – of Meester van de Legende van Sint Franciscus – de situatie in Assisi ook geschilderd.

Preek voor de vogels; zegening van Montefalco.

Op het zevende fresco zien we links de beroemde preek voor de vogels, die bij Bevagna zou hebben plaatsgevonden. Rechts zegent Franciscus de stad Montefalco. Vanwege de rijke details is dit toch wel een van de mooiste fresco’s van de cyclus. Zo zijn de drie steden buitengewoon gedetailleerd afgebeeld. De grote stad rechtsboven is Montefalco, herkenbaar aan het wapenschild met de berg en de valk (Monte-Falco). Tussen de arm van Franciscus en de boom zien we Bevagna en links achterin, tegen de helling van de Monte Subasio, Assisi. Dat moet wederom het Assisi uit de tijd van Benozzo, en niet van Franciscus, zijn, want we herkennen niet alleen de Rocca Maggiore (die tijdens het leven van Franciscus juist verwoest werd door de burgers van Assisi), maar ook de basiliek van San Francesco, die uiteraard pas na de dood van Franciscus werd gebouwd. Tot de meer dan een dozijn vogels die naar de preek van Franciscus luisteren, behoren volgens de Web Gallery of Art onder meer een hop, een zwaan, een lijster, een ekster, een fazant en een duif. Een groepje van vier knielende mannen is onderdeel van de scène betreffende Montefalco. De knielende Franciscaanse monnik met het grijze haar is opdrachtgever Fra Jacopo Mactioli da Montefalco.

De kribbe van Greccio.

Het achtste fresco vertelt het verhaal van de dood van de Ridder van Celano. Helaas is dit fresco flink beschadigd. Dat geldt niet voor het negende fresco, dat over de kerststal (presepe) in Greccio gaat. In dit Umbrische stadje zou Franciscus in december 1223 een levende kerststal hebben opgesteld. Een ezel en een os werden binnengeleid, en een lokaal echtpaar dat net een baby had gehad mocht Jozef en Maria met het kindje Jezus spelen.[1] Benozzo Gozzoli heeft het verhaal op meesterlijke wijze weergegeven. Het speelt zich af in een kerk en de ezel en de os zijn dezelfde als op het allereerste fresco. De os lijkt met zijn hoef de mantel van Franciscus aan te raken, en de afbeelding van Franciscus die het kindje vasthoudt is werkelijk vertederend. Met dit soort levende kerststallen hoefden christenen niet meer naar Bethlehem – in handen van de islamitische vijand – te reizen om met kerstmis dicht bij Christus te zijn. Ze haalden als het ware Bethlehem hun eigen stad of dorp binnen.

De vuurproef in Egypte.

Op het tiende fresco wordt Franciscus door de Sultan van Egypte onderworpen aan een vuurproef. De sultan probeert hem bovendien te laten verleiden door een mooie dansende vrouw. Het vuur deert hem echter totaal niet en Franciscus, die tijdens zijn jeugd beslist niet vies was van vrouwelijk schoon, is niet in de danseres geïnteresseerd. Deze gebeurtenissen zouden tijdens de Vijfde Kruistocht (1217-1221) hebben plaatsgevonden. Ze zijn vrijwel zeker fictief, maar waren erg populair in de kunst. Benozzo Gozzoli kon de vuurproef ook kennen uit zijn eigen stad Florence, waar Giotto de gebeurtenis vereeuwigde in de Bardi-kapel in de kerk van Santa Croce. Omdat dat vuurproef vóór de kerststal van Greccio plaatsvond, maar later is geschilderd, is de chronologie weer niet helemaal juist.

Dood van Franciscus.

Het elfde fresco toont hoe Franciscus in 1224 in La Verna de stigmata ontvangt en op het twaalfde en laatste fresco is zijn dood in 1226 te zien. Ook die gebeurtenis had Benozzo in de Bardi-kapel in Florence kunnen zien. Terwijl de toekomstige heilige ligt opgebaard op het plein voor een kerk, voelt een in een scharlakenrood gewaad geklede man aan zijn wonden. Een andere man kust zijn hand. Helemaal bovenin zien we tenslotte hoe Franciscus ten hemel wordt opgenomen, waarmee hij echt een alter Christus is geworden.

Afsluitende beschouwingen

Dante, Petrarca en Giotto. Daarboven de tekst die behoorde bij het verdwenen glas-in-loodraam.

Met de uitgebreide beschrijvingen hierboven heb ik nog niet eens de hele Franciscus-cyclus beschreven. Op het gewelf schilderde Benozzo Gozzoli Franciscus nogmaals, nu gezeten op een troon en omringd door verschillende heiligen. Verder schilderde hij onder de grote fresco’s over Franciscus een twintigtal bekende Franciscanen in kleine tondi of medaillons. Op de binnenkant van de boog zijn nog meer Franciscanen afgebeeld. In de drie tondi onder het raam zijn geen Franciscanen, maar drie beroemde kunstenaars uit Toscane te zien. Het zijn, van links naar rechts, de dichters Petrarca (1304-1374) en Dante (ca. 1265-1321) en de al genoemde schilder Giotto (ca. 1266-1337). Rechts op de muur plaatste de schilder zijn eigen naam: Benotius Florentinus.

Benozzo Gozzoli had twee jaar nodig om zijn frescocyclus te voltooien. Andrew Graham-Dixon veronderstelt in de genoemde aflevering van Italy Unpacked dat normaal gesproken een jaar genoeg had moeten zijn voor een werk van deze omvang. Door door te werken aan de fresco’s in Montefalco is de schilder wellicht opdrachten elders misgelopen. Dat suggereert althans een bewaard gebleven briefje van eind juni 1452 dat Benozzo aan een telg van de beroemde familie Brancacci uit Florence schreef (de tekst vindt u hier). Gozzoli wilde per se zijn werk in Montefalco afmaken en moet toen hij het briefje tekende ook al ver in de afrondende fase zijn geweest. Het briefje is tentoongesteld in de buurt van de apsis, een zeldzaam persoonlijk stukje geschiedenis, dat goed aantoont hoeveel energie een schilder in een project kon stoppen.

Briefje van Benozzo Gozzoli uit 1452.

Met zijn fresco’s in Montefalco maakte Benozzo Gozzoli naam als zelfstandig schilder. In de 45 jaar die hem nog restten na de voltooiing van de Franciscus-cyclus zou hij nog veel meer prachtig werk afleveren. Zijn beroemdste werken zijn misschien wel de fresco’s in het Palazzo Medici Riccardi in Florence. Daarin nam hij maar liefst drie zelfportretten op, iets wat hij in Montefalco nog geheel achterwege liet. Dat is natuurlijk ook wel begrijpelijk. In 1450-1452 was de jonge Benozzo nog tamelijk onbekend, maar in 1459, toen hij de opdracht in Florence kreeg, was hij al een grote schilder. Die kon zich wel wat ijdelheid veroorloven.

De Web Gallery of Art heeft uitgebreide informatie over de frescocyclus van Benozzo Gozzoli in Montefalco. Aanvullende informatie kwam uit mijn Dorling Kindersley reisgids over Umbrië en van de website Key to Umbria.

Noot

[1] Donald Spoto, Reluctant Saint, p. 186-187. Franciscus was volgens Spoto overigens niet de uitvinder van de kerststal. Die bestond al eerder.

5 Comments:

  1. Pingback:Montefalco: Complesso Museale di San Francesco – – Corvinus –

  2. Pingback:Montefalco: Benozzo Gozzoli’s frescoes in the church of San Francesco – – Corvinus –

  3. Pingback:Perugia: Galleria Nazionale dell’Umbria – – Corvinus –

  4. maria deuling

    Genieten van dit mooie artikel, bedankt.

  5. Graag gedaan, blij dat u het kunt waarderen.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.