De San Lorenzo is een van de oudste kerken in Milaan, en zeker ook een van de interessantste. Het betreft een kerk met een centraal grondplan die vanwege haar vorm vaak is vergeleken met de San Vitale in Ravenna. De San Lorenzo is echter meer dan een eeuw ouder. Het loont de moeite om even om de kerk heen te lopen en haar van alle kanten te bewonderen. Achter de kerk ligt een mooi groen park met de naam Parco delle Basiliche, waar op een hete zomerdag vele mensen op het gras neerstrijken om te relaxen. Het park is tevens een goede plek om de merkwaardige opbouw van de kerk nader te bekijken. De San Lorenzo ziet eruit als een bundel kapellen en torens die is vastgemaakt aan een centraal gebouw. En eigenlijk is dat ook precies wat de San Lorenzo is.
Vroege geschiedenis
Vanwege een gebrek aan historische bronnen weten we niet veel over de vroege geschiedenis van de kerk. Volgens een oudere, nu grotendeels verlaten theorie werd de San Lorenzo gebouwd tijdens de regering van keizer Constantius II (350-361), een van de zonen van Constantijn de Grote. Constantius had Ariaanse sympathieën, en tussen 355 en 374 had Milaan ook een Ariaanse bisschop genaamd Auxentius. Volgens de genoemde theorie was de San Lorenzo eigenlijk de “Basilica Portiana”, de kerk van de Arianen in Milaan. Auxentius werd opgevolgd door de veel beroemdere Ambrosius, een van de vier oorspronkelijke Kerkleraren en een felle tegenstander van het Arianisme. Deze doctrine, die de consubstantialiteit van God en Jezus ontkent, was al in 325 in Nicaea als ketterij aangemerkt. Tijdens het episcopaat van Ambrosius (374-397) werd de doctrine opnieuw veroordeeld, ditmaal in 381 in Constantinopel. Ambrosius trad stevig op tegen de Arianen in Milaan. De Basilica Portiana zou dan ook door hem of door een van zijn opvolgers zijn herwijd aan het orthodoxe geloof.
Toegegeven kan worden dat deze theorie niet helemaal onmogelijk is en dat er ook nooit een andere locatie voor de Basilica Portiana is vastgesteld. Niettemin is de theorie problematisch, aangezien op basis van archeologisch bewijs dat in de vroege jaren 2000 is verzameld moet worden geconcludeerd dat de kerk iets jonger is. Onderzoek heeft nu vastgesteld dat ze is gebouwd in de late vierde of vroege vijfde eeuw. Dat betekent dat met de bouw moet zijn begonnen tijdens de regering van de streng orthodoxe keizer Theodosius I (379-395) of die van zijn zoon en opvolger Honorius (395-423) en diens belangrijkste generaal en voogd, Flavius Stilicho. Aangezien Honorius in 402 besloot het keizerlijke hof van Milaan naar Ravenna te verplaatsen, viel het besluit om de San Lorenzo te bouwen waarschijnlijk daarvóór.
Vanwege haar ongebruikelijke vorm – een gebouw met een centraal grondplan in plaats van een klassieke basilica – en vanwege het feit dat materialen van het nabijgelegen amfitheater zijn gebruikt voor de bouw van de nieuwe kerk, is het zeker dat de San Lorenzo verrees onder bescherming van de keizer. Het keizerlijke paleis in Milaan bevond zich iets ten noorden van de San Lorenzo; men kan de overblijfselen ervan vandaag de dag nog zien in de Via Brisa. De San Lorenzo werd gebouwd op een kunstmatig aangelegde heuvel net buiten de Romeinse stadsmuren van Milaan. De kerk stond aan de Via Ticinensis, de weg van Milaan naar Pavia (Ticinum in het Latijn). We weten niet wanneer de kerk werd voltooid en ingezegend, en ook niet of ze vanaf het begin was gewijd aan San Lorenzo, de Romeinse diaken die levend werd gebraden op een ijzeren rooster in 258. In elk geval was vanaf het jaar 590 sprake van een wijding aan hem.
Latere geschiedenis
In 569 werd Milaan veroverd door een Germaanse stam, de Longobarden of Lombarden, een volk dat zijn naam zou geven aan de regio waarvan Milaan de hoofdstad werd: Lombardije. De Longobarden werden zelf weer verslagen door de Franken van Karel de Grote, die in 774 Milaan innam. De Frankische koning liet zijn dochter Gisela in 781 in de San Lorenzo dopen, wat aantoont dat de kerk nog steeds van groot belang was. Er is bewijs dat zowel onder de Lombardische als de Karolingische koningen restauraties aan het gebouw werden uitgevoerd. In de tiende eeuw vonden nog meer renovaties plaats, vermoedelijk toen Otto I (962-973) en Otto II (973-983) als keizers van het Heilige Roomse Rijk grote delen van Italië beheersten. Tijdens deze renovaties is mogelijk ook de beroemde koepel van de kerk versterkt.
De elfde en de twaalfde eeuw stonden voor de San Lorenzo bol van de rampen. Als gevolg van een zware brand raakte de kerk in 1071 ernstig beschadigd. Ook in 1075, 1103 en 1124 waren er branden. In 1162 veroverde en plunderde de Duitse keizer Frederik Barbarossa Milaan. De bevolking werd verjaagd, maar gelukkig voor de Milanezen werd de San Lorenzo gespaard. Milaan werd vervolgens weer opgebouwd door teruggekeerde vluchtelingen, en de San Lorenzo werd in de stad opgenomen toen de stadsmuren in 1167 verder naar het zuiden werden verplaatst. Dit alles hielp natuurlijk geen zier tegen een vreselijke aardbeving die in 1175 plaatsvond. Wederom liep de San Lorenzo zware schade op. Met iedere ramp was weer een restauratieproject nodig. Het laatste werd pas in 1255 afgerond.
Na meer dan drie eeuwen van rust vond er in juni 1573 opnieuw een ramp plaats: de beroemde koepel van de kerk stortte in. De aartsbisschop van Milaan, Carlo Borromeo, huurde de architect Martino Bassi (1542-1591) in om een nieuwe koepel in de stijl van de Barok te bouwen. Dit was het begin van een lang en pijnlijk proces. Het project kende in 1574 een vliegende start, maar de bouw werd in 1576-1577 stilgelegd nadat de pest was uitgebroken. Borromeo stierf in 1584 op slechts 46-jarige leeftijd, en in 1591 volgde Bassi hem naar het graf zonder de nieuwe koepel te hebben voltooid.
Er was altijd een tekort aan geld, maar gelukkig lijkt het erop dat God persoonlijk besloot in te grijpen (althans, dat willen de katholieken ons doen geloven). Op 29 juni 1585 werd een zieke vrouw op miraculeuze wijze genezen nadat op het nabijgelegen Piazza della Vetra een icoon met de naam Madonna del Latte aan haar was getoond. Na dit wonder stroomden de giften van de gelovigen binnen, waarmee een stevige basis werd gelegd om het herbouwproject voort te zetten. Niettemin duurde het nog tot 1619 voordat de koepel was voltooid. De Madonna del Latte werd in 1626 naar het hoogaltaar van de San Lorenzo verplaatst door Federico Borromeo, neef van Carlo Borromeo en aartsbisschop van Milaan van 1595 tot 1631.
In 1894 kreeg de kerk een nieuwe gevel. Deze werd ontworpen door de architect Cesare Nava (1861-1933). In de jaren 1930 werd een standbeeld van Constantijn de Grote op het plein voor de kerk neergezet. Hiermee wordt natuurlijk verwezen naar het fameuze “Edict van Milaan” uit 313, een overeenkomst tussen de keizers Constantijn en Licinius waarmee de christelijke godsdienst een officiële status in het Rijk kreeg.[1] Het beeld is een replica van een standbeeld dat men in de narthex van de San Giovanni in Laterano in Rome aantreft. De San Lorenzo wordt soms de “San Lorenzo alle Colonne” genoemd. Deze naam verwijst naar de zestien Korinthische zuilen die aan de westkant van het plein zijn opgesteld (zie de afbeelding hierboven). De herkomst van de zuilen is onbekend. Misschien komen ze uit een complex van openbare baden, uit een tempel of uit een villa. De zuilen werden reeds in de late vierde of vroege vijfde eeuw naar hun huidige locatie verplaatst.
Interieur
De San Lorenzo is wel beschreven als “a double-shelled tetraconch (the central core has four exedrae)” (Mauskopf Deliyannis 2010). Op de vier hoeken van het centrale bouwdeel stonden vier torens. Deze staan er nog steeds, hoewel de huidige torens middeleeuwse toevoegingen zijn. Tenminste een ervan is omgebouwd tot een Romaanse klokkentoren. Het interieur van de kerk is tegenwoordig erg eenvoudig, maar ooit moet het versierd zijn geweest met marmer en mozaïeken. Dat is allemaal verdwenen, mogelijk als gevolg van de rampen die de kerk sinds de elfde eeuw hebben geteisterd, in combinatie met de ‘make-over’ in Barokstijl die de kerk later onderging. Op de muren van de kerk kan men nog resten van fresco’s vinden, sommige in erg slechte staat. Afgaande op de stijl zijn deze fresco’s waarschijnlijk toegevoegd tijdens de renovaties van de twaalfde en dertiende eeuw. Het pijporgel is bevestigd aan het matronaeum, de galerij die was bedoeld voor diegenen die de mis beneden in het schip niet wilden of mochten bijwonen.
De kerk bezit ook een fresco van het Laatste Avondmaal, toegeschreven aan de obscure laat-vijftiende-eeuwse schilder Antonio della Corna. Het is duidelijk dat Della Corna inspiratie ontleende aan de beroemde muurschildering van Leonardo da Vinci in de refter van de Santa Maria delle Grazie, eveneens in Milaan. Leonardo’s talent had hij echter niet, en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Eerlijk gezegd is dit werk van Della Corna gewoon lelijk. De personen in de voorstelling zien er klungelig, grof en stijf uit. De gezichtsuitdrukkingen zijn amateuristisch en de halo van Christus lijkt wel een strandbal… En om het allemaal nog erger te maken is het fresco nog zwaar beschadigd ook.
Kapellen
De San Lorenzo heeft vele kapellen, sommige interessanter dan andere.
De kapel die bekendstaat als de Cappella di Sant’Ippolito was reeds onderdeel van het oorspronkelijke gebouw. Ze werd vastgemaakt aan het oostelijke gedeelte van het centrale bouwdeel en bevond zich dus tegenover de hoofdingang. De kapel heeft het grondplan van een Grieks kruis en is aan de buitenkant achthoekig. Wat ook haar oorspronkelijke functie geweest moge zijn, de kapel lijkt korte tijd gediend te hebben als mausoleum voor de aartsbisschoppen van Milaan. Aartsbisschop Eusebius werd hier namelijk in 465 begraven. Kort daarna begon aartsbisschop Laurentius echter met de bouw van de kapel van Sint Sixtus (Cappella di San Sisto), die vóór 511 werd voltooid. Deze werd speciaal gebouwd om de graftombes van de aartsbisschoppen van Milaan in te plaatsen, ook al zijn deze tombes kennelijk niet meer hier aanwezig. Mogelijk zijn ze in 1608 weggehaald, toen aartsbisschop Federico Borromeo besloot het baptisterium van de kerk naar deze kapel te verplaatsen. De kapel werd later met fresco’s beschilderd door de Duitse schilder Johann Christoph Storer (ca. 1620-1671). Storer is waarschijnlijk net zo onbekend als Antonio della Corna, maar zijn fresco’s zijn wel heel wat mooier.
Het hoogtepunt van de kerk is zonder enige twijfel de Cappella di Sant’Aquilino, die zich ten zuiden van het centrale bouwdeel bevindt. Voor een bezoek aan de kapel moet je een kaartje kopen – de prijs is twee euro, als ik me goed herinner -, maar dat is het beslist waard. Men komt de kapel binnen via een rechthoekig atrium. Oorspronkelijk was dit helemaal bedekt met mozaïeken, maar helaas zijn daarvan nog slechts wat schamele restjes over. We zien alleen nog wat voeten van apostelen – onder meer die van Judas – en een paar hoofden van wat kennelijk de Zonen van Jacob zijn, i.e. de patriarchen van de twaalf stammen van Israël. De blauwe achtergrond is prachtig, maar de bewaard gebleven sinopie – de ruwe schetsen van de kunstenaar op de muur – stellen ons maar zeer beperkt in staat te reconstrueren hoe de oorspronkelijke mozaïeken eruit gezien moeten hebben.
De Cappella di Sant’Aquilino heeft de vorm van een achthoek, met afwisselend halfronde en rechthoekige nissen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de kapel rond dezelfde tijd als het hoofdgebouw werd gebouwd, dus tussen ca. 390 en 430. Verrassend genoeg is de koepel van de kapel nog origineel en dus zo’n 1.600 jaar oud. Overigens staat het vast dat de kapel oorspronkelijk helemaal niet als kapel bedoeld was, en over het oorspronkelijke doel ervan is veel gespeculeerd. Het is mogelijk dat beoogd was haar als baptisterium te gebruiken, maar het enige bewijs voor deze theorie lijkt te zijn dat de kapel achthoekig is, zoals bijvoorbeeld het Orthodoxe Baptisterium in Ravenna uit dezelfde tijd.
Het is veel plausibeler dat de kapel oorspronkelijk bedoeld was als het keizerlijke mausoleum voor leden van de Theodosiaanse dynastie. In een van de nissen staat een enorme sarcofaag uit de Late Oudheid. De kapel werd soms de Capella Reginae genoemd, de kapel van de Koningin. Dit zou dan weer verwijzen naar Galla Placidia (ca. 388-450), de dochter van Theodosius en de halfzus van keizer Honorius.[2] Zij is echter zeker niet hier begraven, en evenmin in Ravenna.
Het probleem met het vaststellen van het oorspronkelijke doel van de kapel is simpelweg een gebrek aan bronnen, een probleem dat ook voor de vroege geschiedenis van de San Lorenzo zelf geldt. We weten dat de kapel op een later moment werd gewijd aan Sint Genesius (deze of deze? Of zijn ze een en dezelfde persoon?). Pas in 1581 besloot aartsbisschop Carlo Borromeo de overblijfselen van Sint Aquilinus naar deze kapel over te brengen en de kapel opnieuw te wijden. Tegelijk werd van Aquilinus een patroonheilige van Milaan gemaakt. De beeldhouwer Carlo Garavaglia (1617-1663) kreeg later de opdracht een prachtig altaar voor de kapel te maken. Volgens de overlevering was Aquilinus een Duitser uit Würzburg die bekendstond om zijn preken tegen ketters. Een ketter zou hem in 1015 hebben vermoord. Aquilinus blijft een nogal obscure heilige, en er is ook niets bekend over zijn heiligverklaring. Dat is raar, want 1015 was nu niet bepaald meer in de Donkere Middeleeuwen. Vergeet niet ook achter het altaar te kijken. Een trap leidt hier naar een ruimte onder de kapel waar men de fundering van de kapel kan zien.
De kapel dankt haar roem aan de paar overgebleven mozaïeken in de nissen. Eén mozaïek is zelfs de eeuwen en alle rampen die de San Lorenzo hebben getroffen helemaal ongeschonden doorgekomen. Dit mozaïek toont “Christus de Wetgever” of “Christus de Leraar” omringd door zijn apostelen, zes aan elke kant. Petrus, Paulus en Andreas zijn gemakkelijk herkenbaar. Christus is afgebeeld als een jonge man. Hij heeft een halo met het christogram en houdt een geopende boekrol in zijn linkerhand. Bij zijn voeten staat een bak met nog eens zeven boekrollen. Aangezien het om een mozaïek uit de late vierde of vroege vijfde eeuw gaat, is de culturele en historische waarde ervan immens.
Het andere mozaïek is een beetje een puzzel waarvan de meeste stukjes ontbreken. Ongeveer de helft van het mozaïek is verdwenen, en het lijkt redelijk om aan te nemen dat dit het beste gedeelte betreft. Het overgebleven lagere gedeelte toont een pastoraal landschap met schapen en herders. Tegen de achtergrond van een gouden lucht was een door paarden getrokken wagen afgebeeld. De paarden zijn nog deels zichtbaar, en de sinopia laat nog de contouren van wielen en een wagen zien.
Een interpretatie is dat we hier een voorstelling uit 2 Koningen 2:11 zien. Daarin wordt de profeet Elia in de hemel opgenomen:
“En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel.” (NBV)
Elia wordt vaak afgebeeld op christelijke mozaïeken[3], dus dit is zeker een plausibele interpretatie. Volgens een alternatieve interpretatie zien we Christus-Zon in zijn wagen, dat wil zeggen een afbeelding van Christus die is gebaseerd op de van oorsprong heidense afbeeldingen van de zonnegod Sol, Sol Invictus of Apollo Helios. Een soortgelijke afbeelding vindt men in de zogenaamde “Tombe van de Julii” in de Vaticaanse Necropolis, en die wordt doorgaans als een christelijke tombe aangemerkt. Het lijdt geen twijfel dat de vroege christenen de heidense beeldtaal kopieerden en gebruikten voor hun eigen nieuwe religie. Maar wie de figuur in de wagen ook is – Elia of Christus-Zon – de herder rechts lijkt zwaar onder de indruk te zijn van wat er boven hem gebeurt. Misschien is “doodsbang” het goede woord!
Verder lezen
– San Lorenzo Maggiore website;
– Deborah Mauskopf Deliyannis, Ravenna in Late Antiquity, p. 231.
Noten
[1] Ook al beweren veel reisgidsen iets anders, Constantijn was beslist niet degene die de christenvervolgingen beëindigde. Dat was Galerius. Diens Edict van Tolerantie maakte formeel een einde aan de vervolgingen die waren begonnen onder Diocletianus. Dit Edict werd in 311 uitgevaardigd, twee jaar voor het Edict van Constantijn.
[2] Zij voerde de titel Augusta, of keizerin, niet regina. Die laatste benaming lijkt pas later bedacht te zijn.
[3] Zie bijvoorbeeld de Santa Prassede en de Santa Maria in Domnica in Rome of de Sant’Apollinare in Classe in Ravenna. Elia in zijn wagen van vuur vinden we onder meer in de Santa Sabina in Rome en de Cappella degli Scrovegni in Padova.
Pingback:Milaan: Sant’Ambrogio – – Corvinus –
Pingback:Milaan: San Nazaro in Brolo – – Corvinus –
Pingback:Museum Romeinse Katakomben – – Corvinus –
Pingback:Milan: Sant’Eustorgio – – Corvinus –
Pingback:Milaan: De Duomo – – Corvinus –
Pingback:Vrolijk Mithras iedereen! – – Corvinus –
Pingback:Rome: San Giovanni in Laterano – – Corvinus –
Pingback:Milaan: Castello Sforzesco – – Corvinus –
Pingback:Ravenna: Mausoleum van Galla Placidia – – Corvinus –
Pingback:Spoleto: Museo Diocesano en Sant’Eufemia – – Corvinus –