Verona: Overblijfselen van een Romeinse stad

Colle San Pietro met het gelijknamige kasteel.

De bij toeristen zeer geliefde oude binnenstad van Verona ligt in een bocht van de rivier de Adige. Toch is dit niet waar de stad Verona is ontstaan. Dat was aan de andere kant van de rivier, op de heuvel die de Colle San Pietro wordt genoemd. Vanaf het Castel San Pietro, een voormalige Oostenrijkse kazerne uit de negentiende eeuw, heeft men tegenwoordig een schitterend uitzicht over Verona. De heuvel was uitstekend verdedigbaar, en dat was dan ook een van de hoofdredenen voor mensen om er neer te strijken. Daarnaast trad de Adige nogal eens buiten haar oevers, en wie op de Colle San Pietro woonde, was verzekerd van droge voeten. Ten slotte bleek de genoemde Adige juist bij deze heuvel goed doorwaadbaar, wat van belang was voor de handel. Verona verschilde in dit opzicht niet veel van een stad als Rome.

Korte geschiedenis van Verona

Het is niet helemaal duidelijk welke volkeren of stammen Verona op welk moment bewoonden. Omdat de nederzetting ontstond op een kruispunt van culturen, is het heel goed mogelijk dat er meerdere volkeren samenleefden. Tot die volkeren behoorden in elk geval de Veneti, de verzamelnaam voor de inheemse bewoners van de Veneto. Archeologisch onderzoek heeft daarnaast verschillende voorwerpen aan het licht gebracht die oorspronkelijk afkomstig waren uit Raetia aan de andere kant van de Alpen, in het huidige Oost-Zwitserland en Oostenrijk. Dit wijst in elk geval op handelscontacten, maar mogelijk woonden er ook Raeti in Verona zelf. Ten slotte woonden er vrijwel zeker ook Cenomani in de stad, leden van een Keltische stam die samen met andere stammen als de Insubres, de Boii en de Senones in de Po-vallei waren neergestreken. De hoofdplaats van de Cenomani was Brixia, het huidige Brescia, dat zo’n 60 kilometer verder naar het westen ligt. Over de relaties tussen deze drie volkeren in Verona is, als ze er überhaupt al samenleefden, eigenlijk niets te zeggen. Misschien was er sprake van vreedzame cohabitatie, maar het is evengoed denkbaar dat de Cenomani er als veroveraars de lakens uitdeelden.

Uitzicht vanaf het Castel San Pietro.

Vanaf het begin van de vierde eeuw BCE voerden de Romeinen een reeks oorlogen tegen de Kelten van Po-vallei. In 387 BCE wisten de Senones onder leiding van Brennus Rome (op de Capitolijnse heuvel na) in te nemen en te plunderen. Uiteindelijk werden er onderhandelingen aangeknoopt en bleken de Senones bereid om na betaling van 1.000 pond goud te vertrekken. Volgens de Griekse geschiedschrijver Polybius speelde een inval van de Veneti in hun eigen gebieden bij deze beslissing een rol.[1] Of de inwoners van Verona op de een of andere manier bij deze inval betrokken waren, vermeldt Polybius niet. Duidelijk is wel dat de Veneti de Kelten vijandig gezind waren. Bovendien hadden ze goede betrekkingen met de Romeinen, in elk geval sinds 225 BCE. Opmerkelijk genoeg gold dat ook voor de Cenomani. Net als de Veneti weigerden deze Kelten zich in het genoemde jaar aan te sluiten bij een grote Keltische coalitie van Boii, Insubres en Gaesatae die Romeins grondgebied wilden binnenvallen. De Keltische coalitie leed vervolgens een smadelijke nederlaag bij Telamon. De relaties tussen Romeinen, Veneti en Cenomani bleven in de decennia na 225 BCE over het algemeen goed. Als gevolg hiervan werden de beide volkeren geleidelijk aan onderdeel van de Romeinse wereld.

Piazza delle Erbe, het vroegere Romeinse forum, met de Madonna Verona.

De geschiedenis van Verona vertoont vervolgens grote parallellen met die van Brescia. Zoals eerder besproken werd in 89 BCE aan de bevolking van Gallia Transpadana – het gedeelte van Gallia Cisalpina boven de rivier de Po – de Latijnse status toegekend. Beide steden werden nu formeel een Latijnse kolonie (colonia). De toekenning van de Latijnse status was het gevolg van de Lex Pompeia de Transpadanis. Deze wet zou veertig jaar later gevolgd worden door de Lex Roscia, die de inwoners van Brescia en Verona het Romeinse burgerrecht toekende. Verona was nu een municipium en haar burgers behoorden tot de tribus Publilia. Ondertussen had de stad zich uitgebreid en zelfs feitelijk verplaatst naar de andere oever van de Adige. De eerste bewoners vestigden zich hier misschien al in de tweede eeuw BCE. De indeling van de stad volgens de regels van de Romeinse bouwkunst dateert echter duidelijk van de eerste eeuw BCE. Het nieuwe Verona kreeg een regelmatig stratenplan langs twee hoofdwegen, de cardo (noord-zuid) en de decumanus maximus (oost-west). De stad was aan drie kanten omringd door de Adige, zodat alleen aan de zuidzijde en een deel van de oostzijde een sterke stadsmuur nodig was.

Het Verona van de Oudheid lag aan een reeks belangrijke wegen. Al in 148 BCE werd de Via Postumia aangelegd, die Genua in het westen verbonden met de in 181 BCE gestichte Latijnse kolonie Aquileia in het oosten. De stad kende ook een brug over de Adige die de Pons Postumius heette. Helaas is deze brug verdwenen (zie hierna). Verona werd in de keizertijd onderdeel van de tiende Italiaanse regio, Regio X Venetia et Histria. Onder keizer Claudius (41-54) werd de stad door middel van de Via Gallica verbonden met Brixia en Bergomum (Bergamo). Daarnaast liet deze Claudius de Via Claudia Augusta aanleggen, een weg die van zuid naar noord liep en de Po-vallei verbond met Raetia. Ook van die weg kon Verona profiteren. De stad had in 15 BCE al als basis gediend voor de Romeinse verovering van Raetia onder de broers Tiberius (de latere keizer) en Drusus.

Arena di Verona, het Romeinse amfitheater.

De bloeitijd van Verona als Romeinse stad is te plaatsen tussen het einde van de eerste eeuw BCE en het begin van de derde eeuw CE. In deze tijd verrezen de belangrijkste monumenten van de stad, zoals haar amfitheater, theater, bruggen en poorten. In de derde eeuw ontkwam ook Verona niet aan de algehele malaise binnen het Romeinse Rijk. Vanwege haar strategische ligging vonden er geregeld veldslagen in de buurt van de stad plaats. In het jaar 249 kwam het tot een treffen tussen de rechtmatige keizer Philippus Arabs en de opstandige generaal Decius. Laatstgenoemde trok aan het langste eind. Niet veel later, in 265, liet keizer Gallienus (253-268) de stadsmuren van Verona uitbreiden en versterken. In 312 werd de stad belegerd door Constantijn de Grote (306-337), een gebeurtenis die de keizer op zijn triomfboog in Rome liet vereeuwigen. Constantijn versloeg de praetoriaanse prefect Ruricius Pompeianus en wist de stad in te nemen. Nog weer later versloeg Flavius Stilicho hier de Visigoten van Alarik (in 403) en hakten Theoderik en de Ostrogoten de Germaanse troepen van Odoaker in de pan (in 489). De gloriedagen van Verona lagen nu voorgoed in het verleden.

Constantijn de Grote belegert Verona.

Romeinse resten

Verreweg het bekendste Romeinse monument in Verona is het immense amfitheater, de Arena di Verona, aan de Piazza Bra.[2] Tegenwoordig wordt aangenomen dat het amfitheater in de eerste eeuw van onze jaartelling werd gebouwd. Een precies bouwjaar is echter niet bekend, en de website van Verona Turismo gaat ervan uit dat het gigantische bouwwerk ergens tussen het einde van de regering van keizer Augustus (27 BCE-14 CE) en het begin van de regering van keizer Claudius (41-54) verrees, oftewel ergens tussen het jaar 14 en 41. Andere bronnen stellen dat het amfitheater rond het jaar 30 voltooid moet zijn. Het bood plaats aan 25-30.000 toeschouwers en behoorde met een lengte van zo’n 152 meter en een breedte van 123 meter tot de grootste amfitheaters in het Romeinse Rijk en zeker tot de grootste in Italië (na het Colosseum in Rome en het amfitheater van Capua).[3] Oorspronkelijk stond het amfitheater buiten de stadsmuren, maar in 265 werd het alsnog in de stad opgenomen tijdens de al genoemde uitbreiding van keizer Gallienus. Hier is de uitbreiding goed te zien. De naam van de Piazzetta Mura Gallieno naast het amfitheater herinnert aan deze interventie.

Arena di Verona.

Hoe goed het amfitheater van Verona ook bewaard is gebleven, helaas is wel vrijwel de gehele buitenste ring ervan verdwenen. Van deze ring staan aan de noordkant nog slechts vier bogen overeind. De rest van de ring werd in de tijd van de al genoemde Ostrogotische koning Theoderik (489-526) afgebroken, zodat de kostbare stenen hergebruikt konden worden voor andere gebouwen. In de Romeinse tijd werd de arena natuurlijk gebruikt voor gladiatorengevechten en gevechten tegen wilde dieren. In 404 verbood de West-Romeinse keizer Honorius deze gevechten omdat ze tegen de christelijke leer ingingen. Tijdens de christelijke Middeleeuwen vormde dit echter geen beletsel om de arena in Verona te gebruiken voor executies en duels. Gelukkig vonden er ook beschaafdere evenementen plaats, zoals festivals en toernooien. Tegenwoordig is de arena vooral beroemd vanwege de opera’s die er gehouden worden.

Arena di Verona, met de restanten van de buitenste ring.

Vanaf het amfitheater is het vijf minuten lopen naar de Arco dei Gavi, een Romeinse boog uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Blijkens een inscriptie werd de boog door de architect Lucius Vitruvius Cerdo gebouwd voor leden van de in Verona zeer invloedrijke gens Gavia. Deze Vitruvius was een vrijgelatene en voor zover bekend geen familie van de veel beroemdere architect Vitruvius die tijdens de eerste eeuw BCE leefde. De boog overspande vermoedelijk de Via Postumia, hier thans de Via Cavour geheten. In 1805 werd het gevaarte afgebroken door de Fransen, maar in 1932 werd de boog weer opgebouwd naast het Castelvecchio. De Arco dei Gavi staat dus niet op zijn originele plek, maar daar waarschijnlijk wel vlak bij. De boog is een mooi staaltje Romeinse bouwkunst, maar vrijwel alle decoraties zijn verdwenen. Zo zijn aan beide kanten de nissen aan weerszijden van de doorgang, waar ooit standbeelden moeten hebben gestaan, nu helemaal leeg.

Arco dei Gavi.

Porta Borsari.

Als we de Via Cavour volgen, komen we vanzelf uit bij de Porta Borsari, een Romeinse stadspoort uit de eerste eeuw. Oorspronkelijk heette de poort de Porta Iovia, naar een heiligdom van de Romeinse oppergod Jupiter dat in de buurt stond. Net als de stadsmuren werd ook de Porta Borsari in het jaar 265 versterkt door keizer Gallienus. De poort heeft thans twee doorgangen, die beide leiden naar de autovrije Corso Porta Borsari. Die straat volgt het traject van de oude decumanus maximus en komt uit bij de beroemde Piazza delle Erbe (zie de derde foto in deze bijdrage). Dit fraaie plein ligt op de plek waar vroeger het Romeinse forum van Verona was. In het midden staat een fontein die van de veertiende eeuw dateert, maar een beeld uit de Romeinse tijd hergebruikt. Van deze Madonna Verona zijn de armen en het hoofd latere toevoegingen, maar de rest is origineel. Op een zuil aan de noordkant van het plein, de Colonna di San Marco, staat de gevleugelde leeuw van Venetië. Verona behoorde tussen 1405 en 1797 tot de terra firma van de Venetiaanse Republiek.

Aan de noordkant van de binnenstad, in de bocht van de rivier, leidt een stenen voetbrug naar de andere zijde van de Adige. Deze Ponte Pietra dateert oorspronkelijk uit 100 BCE. In de Oudheid was er nog een tweede stenen brug over de rivier, de Pons Postumius. Deze moet hebben gelegen tussen het oostelijke uiteinde van de decumanus en het vervolgtraject van de Via Postumia, dus ongeveer tussen de Ponte Pietra en de moderne Ponte Nuovo in. Helaas is deze brug op enig moment in de Middeleeuwen verdwenen. Dat gold bijna ook voor de Ponte Pietra, want deze werd in april 1945 door terugtrekkende Duitse troepen opgeblazen. Gelukkig konden veel brokstukken opgedoken worden, zodat de brug in de jaren 1957-1959 weer konden worden opgebouwd.

Ponte Pietra.

Als we de Ponte Pietra oversteken, komen we uit bij de overblijfselen van het Romeinse theater en het archeologisch museum van Verona. Het theater werd gebouwd aan het einde van de eerste eeuw BCE. Een gedeelte van de cavea – de zitplaatsen van de toeschouwers – is bewaard gebleven, maar bijvoorbeeld de permanente achtergrond van het theater, de scaenae frons, is geheel verdwenen. Het museum bezit een fraaie reconstructie van het theater, waarop niet alleen het gebouw zelf, maar ook de twee bruggen over de rivier en een Romeinse tempel op de plek van het huidige Castel San Pietro te zien zijn. Omdat het op de linkeroever van de Adige stond, lag het theater oorspronkelijk net als de Arena buiten de stadsmuren. Bij de uitbreiding van Gallienus werd het alsnog onderdeel van de stad. Het theater wordt nog altijd gebruikt voor voorstellingen.

Romeins theater van Verona.

Reconstructie van het theater.

Over een gedeelte van het theater werd in de tiende eeuw het kerkje van San Siro gebouwd. Later verrees tegen de helling van de Colle San Pietro ook het grote klooster van San Girolamo, waar monniken van de orde van de Gesuati neerstreken. Deze orde werd in 1360 gesticht door Giovanni Colombini uit Siena (ca. 1304-1367) en eind 1668 ontbonden op bevel van Paus Clemens IX. Ze moet natuurlijk niet verward worden met de pas in 1534 gestichte orde van de Jezuïeten. In de verschillende kamers van het klooster is sinds 1923 het archeologisch museum van Verona gevestigd. Omdat het klooster zo hoog gelegen is, kan men het museum alleen met de lift bereiken.

Klooster van San Girolamo en kerkje van San Siro.

In het archeologisch museum zijn onder meer mooie mozaïeken te bewonderen. Op drie ervan zijn gladiatorengevechten afgebeeld. De verschillende typen gladiatoren – secutor, retiarius en thraex – zijn goed te onderscheiden aan de hand van wapens, helmen en schilden. Anders dan men wellicht zou verwachten, komen de mozaïeken niet uit het amfitheater van Verona. Ze verfraaiden de receptieruimte van een particuliere woning in de stad. Deze mozaïeken dateren van de eerste helft van de derde eeuw. Andere mozaïeken zijn afkomstig uit een grote Romeinse villa. Hier zien we een van de eroten die in een wagentje rijdt (zie ook de Romeinse villa van Desenzano del Garda) en een voorstelling met een jongeman en twee vrouwen. De jongeman draagt een zweep en is mogelijk Pelops. Hij trouwde met Hippodameia nadat hij haar vader in een wagenrace had verslagen. Een van de afgebeelde vrouwen zal dus Hippodameia zijn (de gesluierde volgens het museum), de andere wellicht haar moeder.

Mozaïeken met gladiatoren.

Mozaïek met wagenmenner (Pelops?).

Ook interessant is een – helaas wel flink beschadigd – derde-eeuws mozaïek met daarop Bacchus en een panter. Vooral de tekst op het mozaïek is intrigerend: ROROPES ZETA. Hoewel geschreven in het Latijnse alfabet gaat het volgens een museum om een tekst in het Grieks die “Roropes leeft” betekent. Omdat ik nog nooit van de naam Roropes gehoord had, ben ik wat gaan zoeken op het internet. Volgens een blogstukje uit 2017 is de uitleg die het museum geeft niet juist. De naam zou RODOPES moeten zijn (Rhodope) en ZETA zou de Latijnse schrijfwijze zijn van het Griekse leenwoord diaeta. Een van de betekenissen van het laatste woord is ‘kamer’. RODOPES ZETA betekent volgens deze blogger simpelweg ‘kamer van Rhodope’. Ik ben overtuigd.

Mozaïek met de tekst Roropes Zeta.

Het archeologisch museum bezit tevens een aardige verzameling beeldhouwwerk. Noemenswaardig zijn de bronzen vuist van een bokser en een bronzen voet, beide uiteraard ooit onderdeel van volwaardige standbeelden. Een marmeren kop van een jongeman zou Gaius Octavius voorstellen, de latere keizer Augustus. Zelfs mensen die niet veel met de Oudheid hebben, zullen een bezoek aan het archeologisch museum kunnen waarderen. Het uitzicht over Verona vanuit het museum is namelijk schitterend.

Noten

[1] Polybius 2.18.

[2] De naam van dit plein is vermoedelijk afgeleid van het Germaanse woord braida, dat “grasveld” betekent. We komen dit woord in Italië ook wel tegen als breda of brera.

[3] Volgens een informatiebordje in het amfitheater was ook het amfitheater van Mediolanum (Milaan) groter. Ik vraag me af of die bewering juist is.

8 Comments:

  1. Pingback:Verona: San Lorenzo – – Corvinus –

  2. Pingback:Verona: de graftomben van de Scaligeri – – Corvinus –

  3. Pingback:Verona: De Duomo – – Corvinus –

  4. Winfried Temme

    Weer zeer boeiend!

  5. Veel dank! Verona is en blijft een fascinerende stad.

  6. Pingback:Diocletianus: De Jaren 284-293 – – Corvinus –

  7. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 313-315 – – Corvinus –

  8. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 311-312 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.